Afgelopen maandag debatteerde de Tweede Kamer met minister Van Engelshoven over het advies van de commissie Van Rijn over de bekostiging van het hoger onderwijs. Met name de oppositie klaagde dat de financiële effecten van de voorgestelde budgetverschuiving onduidelijk waren en dat dit de besluitvorming bemoeilijkte.
Tenietgedaan
Wat waren de effecten van het advies voor de alfa, bèta en gamma-studies, wilden PvdA, GroenLinks en de SP weten en werd de ‘zachte landing’ van het advies met de extra investering van 41 miljoen euro in de Voorjaarsnota niet tenietgedaan door onder meer het achterwege blijven van de prijscompensatie in 2019?
De minister leverde nog tijdens de vergadering een tabel aan met een overzicht van investeringen en bezuinigingen, maar die was volgens GroenLinks niet compleet. Van Engelshoven zegde toe de plussen en minnen later alsnog op een rijtje te zullen zetten. ‘Maar het saldo is echt een heel stevige plus, dat kan ik u verzekeren.’
De universiteiten zijn de minister vóór. De VSNU heeft vandaag een tabel gepubliceerd met in kolom 1 de effecten van investeringen en bezuinigingen van het ministerie per instelling op basis van de tabel die Van Engelshoven maandag in de Tweede Kamer verspreidde.
Na aftrek van de inkomsten van het leenstelsel die bedoeld zijn voor de verbetering van het onderwijs – en die worden opgebracht door de studenten die geen basisbeurs meer ontvangen – blijft er per instelling een bedrag over waar de niet uitgekeerde prijsbijstelling 2019 voor de universiteiten nog vanaf gaat.
14 miljoen
In de laatste kolom ten slotte staat het effect van de herverdeling van Van Rijn voor 2023, inclusief dus de plussen en minnen in de begroting. De Universiteit Maastricht bijvoorbeeld, die er in 2023 volgens de minister 2 procent oftewel 5 miljoen euro op achteruit zou gaan, levert volgens de berekening van de VSNU 9,4 miljoen euro in. En alle universiteiten samen gaan voor 14 miljoen euro in de min.
De VSNU heeft bovendien een simulatie uitgevoerd van de effecten van Van Rijn voor de domeinen alfa/gamma en medisch. Die zouden er respectievelijk zo’n 70 miljoen en 50 miljoen bij inschieten.
Reactie OCW
Volgens Michiel Hendrikx, woordvoerder van de minister, heeft de VSNU een aantal bedragen in de tabel van de minister ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Ten eerste de 24 miljoen euro investeringen uit het studievoorschot, maar ook de 70 miljoen voor de sectorplannen van bèta-techniek en de sociale en geesteswetenschappen, 105 miljoen voor de Nationale Wetenschapsagenda en 15 miljoen extra onderzoeksinvesteringen. Na aftrek van een ‘doelmatigheidskorting’ van 6 miljoen telt dat samen op tot 208 miljoen euro. ‘Als je die naast de minus 14 miljoen van de VSNU zet, dan zitten de universiteiten samen op een plus van 194 miljoen.
Een ander verschil is volgen hem dat de VSNU de ingehouden prijsbijstelling voor het hoger onderwijs meetelt en OCW niet. ‘Doe je dat toch, dan moet je ook de uitgekeerde 100 miljoen euro voor de loonbijstelling meerekenen. Wij doen beide niet, omdat het niet om ‘beleidsintensiveringen’ gaat. De plus in de Voorjaarsnota waarmee we het gat van de voorspelde studentenaantallen hebben gedicht met 65 miljoen euro extra, tellen we ook niet mee.’
Studievoorschot
Hendrikx vindt dat de VSNU de middelen uit het studievoorschot ten onrechte buiten beschouwing laat. ‘Die komen toch echt bij de instellingen terecht, dus het is raar om die middelen niet te noemen en het gaat om enorme bedragen.’
Studentenbonden zullen zeggen: hoor eens, wij hebben onze basisbeurs ingeleverd, dat geld mag niet worden gebruikt om gaten mee te dichten?
‘Nee, dat mag inderdaad niet. Om die reden zijn en worden er kwaliteitsafspraken gemaakt, die moeten worden goedgekeurd door de NVAO.’
Maar stel, je krijgt als universiteiten en hogescholen samen 600 miljoen per jaar voor beter onderwijs, maar intussen wordt er zoveel bezuinigd dat je geen geld meer hebt voor het onderhoud van je gebouwen, terwijl die langzaam afbrokkelen?
‘Zo erg is het gelukkig niet bij de universiteiten. Wij hebben in onze tabel laten zien wat er bijkomt in het hoger onderwijs en onderzoek. De studievoorschotmiddelen moeten gewoon worden ingezet voor onderwijsverbetering. Maar over de verdere invulling van hun budget, bijvoorbeeld na het advies van Van Rijn, besluiten de universiteiten zelf. Ze gaan net als altijd over hun eigen verdeelmodel.’
De brede universiteiten zijn bang dat de solidariteit van hun bètafaculteiten zal verdwijnen als ze op langere termijn geen extra geld toegeschoven krijgen, omdat ze dan op achterstand komen met de 4 TU's.
‘Er komt een onderzoek naar de toereikendheid van het budget en eventueel kunnen er dan nieuwe beslissingen worden genomen. Een ander punt is dat die bètafaculteiten ook kunnen denken: wat goed dat er in Nederland zoveel meer geld naar bèta-techniek gaat, we gaan meer samenwerken. Je ziet dat al gebeuren tussen de algemene universiteiten en de TU’s. Die samenwerking is precies waar de minister naartoe wil.’