Dit voorjaar verschenen er twee alarmerende rapporten over (seksuele) intimidatie in de universitaire wereld. Het ene was van vakbonden FNV en VAWO. Zij stelden dat vier op de tien universiteitsmedewerkers last heeft van pesten, roddelen, uitsluiting of machtsmisbruik.
Het andere rapport was van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) en bevatte getuigenissen van ruim vijftig vrouwelijke academici over hun ervaringen met harassment. Daarbij valt te denken aan obstructie van de wetenschapspraktijk, seksuele intimidatie, fysieke en verbale bedreiging, belediging en uitsluiting.
Aan de kaak
Misschien moet er een onafhankelijke landelijke klachtencommissie komen om de problemen aan de kaak te stellen, opperden de vakbonden. Oppositiepartij PvdA vroeg de minister of zij dat ook een goed idee vond.
Dat lijkt haar geen oplossing, is het antwoord van de minister. Ze wil zich voorlopig niet mengen in de aanpak van de universiteiten. Want mede dankzij de twee genoemde rapporten zou wangedrag nu de aandacht hebben binnen de universiteiten. Volgens haar nemen bestuurders het probleem inmiddels zeer serieus.
Geen panacee
Vier universiteiten werken tegenwoordig met ‘ombudspersonen’ en komen in december met een evaluatie hiervan. Maar de minister benadrukt alvast ‘dat een ombudspersoon geen panacee vormt om intimidatie op te lossen’.
Ze is met het LNVH en wetenschapsgenootschap KNAW in gesprek over een mogelijk onderzoek naar de preventie en aanpak van intimidatie. Ze ziet samenhang met het wetenschapsbeleid en met wetenschappelijke integriteit.
‘Op de lange termijn dient de cultuur binnen universiteiten te veranderen, om zo wangedrag te voorkomen’, schrijft ze. ‘Verder hoop ik dat mijn inspanningen om het universitaire systeem minder competitief te maken door samenwerking te bevorderen, op termijn ook een positieve invloed heeft op de algemene cultuur binnen universiteiten.’