Negen algemene principes vormen het hart van de nieuwe gedragscode voor universitair bestuur. Hij geldt vanaf 1 januari 2020 voor alle decanen, colleges van bestuur en toezichthouders.
Het zijn niet precies dezelfde principes als vlak voor de zomer, toen een conceptversie online kwam. Iedereen mocht toen commentaar geven en van die gelegenheid is uitbundig gebruik gemaakt. De schrijfcommissie spreekt van ‘het grote aantal reacties en het vaak gedetailleerde commentaar’ dat binnenkwam.
Aanpassingen
Al die opmerkingen hebben ook tot aanpassingen geleid. Er ontbrak bijvoorbeeld een heldere verwijzing naar de code voor wetenschappelijke integriteit. Die is nu toegevoegd.
Ook interessant is dat verschillende instellingen de code te gedetailleerd vonden: hun autonomie zou onnodig beperkt worden. ‘Dit heeft op sommige plekken geleid tot aangepaste formuleringen die meer ruimte bieden aan instellingen’, schrijft de commissie.
Dat blijkt al in het eerste principe over de maatschappelijke opdracht van de universiteit (namelijk onderwijs geven, onderzoek doen en kennis delen). In de definitieve versie staat er voor de volledigheid bij: ‘Elke universiteit geeft hier in lijn met haar eigen karakter en haar eigen identiteit invulling aan.’
En wat moet er gebeuren als het college van bestuur in conflict komt met de raad van toezicht? Volgens de conceptversie moest er een geschillenregeling zijn, maar die is bij nader inzien geschrapt. Goede afspraken over geschillen moeten volstaan.
Stimuleren
Maar wat mag vanaf 1 januari niet meer, en mocht tot nu toe nog wel? Eigenlijk is dat de verkeerde vraag, vindt voorzitter Pieter Duisenberg van universiteitenvereniging VSNU. ‘Deze code biedt handvatten voor goed bestuur. Het doel van de code is het stimuleren van het gesprek over hoe invulling wordt gegeven aan een negental principes van goed bestuur. Het gaat dus niet om ‘de regels’ in nauwe zin.’
De code stipt volgens hem vooral enkele nieuwe onderwerpen aan, zoals sociale veiligheid, de governance van samenwerkingsverbanden (die er steeds meer zijn) en geschillen tussen bestuurders en toezichthouders. Duisenberg: ‘Dat zijn zaken waar eerder nog geen aandacht voor was in de code, en waarvan de nieuwe code duidelijk maakt dat bestuur en toezicht hier actief mee aan de slag moeten.’
Dat strookt ook met de taakopvatting van hoogleraar Jaap van Manen, voorzitter van de commissie die de nieuwe code moest schrijven. ‘Wat je hoopt te bereiken met zo’n nieuwe code’, zei hij in juli tegen het HOP, ‘is dat de verschillende spelers in het bestuur makkelijker het gesprek met elkaar voeren over wat hun verantwoordelijkheid inhoudt en wat er wel en niet kan.’