Maandag debatteerde de Senaat over de begroting van het ministerie van Onderwijs. De regeringspartijen hebben samen geen meerderheid, maar voelden zich zeker van hun zaak. Ze deden niet mee, op een interruptie van D66 na. En inderdaad kwam de begroting geen moment in gevaar. Die wordt vandaag gewoon aangenomen.
Maar waar gaat deze begroting eigenlijk over, vroeg senator Kees Vendrik van GroenLinks zich af. Het kabinet heeft immers een investeringsfonds aangekondigd en wil snel extra geld uittrekken voor onderwijs en onderzoek. Dat zet alles op zijn kop.
Niet zo gek
Zo’n fonds heeft tenslotte financiële gevolgen, zei Vendrik, en is dus relevant voor de vraag hoeveel geld het onderwijs komend jaar krijgt. ‘Dan wil ik daar nadere duidelijkheid over. Dat is toch niet zo gek?’
Maar het geld staat nog niet op de begroting, was kortweg het antwoord van minister Van Engelshoven. Er zijn nog geen besluiten over genomen, er is nog geen voorstel en dus valt er nog niets te bespreken.
Het kabinet komt ‘in de buurt van spelbederf’, smaalde Vendrik. ‘Maandenlang nieuws over het investeringsfonds. 50 miljard? We weten het niet. Hoe het ingericht gaat worden? We weten het niet. Suggestie, suggestie. En op het moment dat er opheldering gevraagd wordt welke relevantie het heeft voor het onderwijs, krijgen we geen antwoord.’
Ongeduld
Van Engelshoven gaf toe dat ze het ongeduld van de heer Vendrik ook ‘wel enigszins’ begrijpt. Ze snapt dat er spoedig duidelijkheid moet komen, zei ze. ‘Ik zal dat gevoel ook delen met de minister van Financiën.’
Vorige week stuurde minister Wiebes van Economische Zaken een groeibrief naar de Tweede Kamer over de grote lijnen van het investeringsfonds, maar veel duidelijkheid bood die brief nog niet.
Senatoren Ton van Kesteren (PVV) en Annebel Nanninga (Forum voor Democratie) hekelden in felle bewoordingen de linkse ‘propaganda’ die het onderwijs over leerlingen zou uitstorten en wilden weten of de minister daar niet iets aan kon doen.
Mond snoeren
Dat bood minister Arie Slob de gelegenheid om voor docenten in de bres te springen. ‘We zijn niet van plan om docenten de mond te snoeren. Docent zijn is een vak. Als je je huis verlaat, dan laat je je overtuiging niet aan de kapstok hangen, maar dan neem je die mee, ook als je les geeft. We mogen er uiteraard van uitgaan dat men dat op een verantwoorde wijze doet. Als dat niet zo is, dan zal er in de school moeten worden opgetreden. Dat gaan we niet op nationaal niveau doen.’