Voor hun eerste bachelor- en masteropleiding betalen studenten het wettelijke tarief. Komend studiejaar is dat 2.143 euro per jaar. Maar voor een tweede bachelor of master moeten ze soms diep in de buidel tasten.
Voor zo’n tweede studie mogen universiteiten en hogescholen het instellingstarief vragen. Dat bedrag mogen ze helemaal zelf verzinnen. Met name bij de bachelor geneeskunde zijn de onderlinge verschillen extreem: van 20 duizend euro per jaar in Utrecht tot 32 duizend euro in Maastricht. Ook in andere studierichtingen lopen de verschillen in de papieren.
Uitgewerkt
Maar dankzij een wetswijzing komt er nu een maximumtarief voor zulke tweede studies. In één moeite door wordt dat ook het minimumtarief voor studenten van buiten Europa. De Eerste Kamer moet nog akkoord gaan, maar de minister heeft de plannen alvast uitgewerkt en krijgt daarbij de steun van het kabinet.
Het maximum wordt niet voor alle opleidingen hetzelfde. Het idee is dat het tarief nooit hoger mag zijn dan het wettelijke collegegeld (binnenkort 2.143 euro) plus de bekostiging die de overheid normaal gesproken voor studenten geeft (bijvoorbeeld 6.000 euro per jaar). Maar de ene studie is duurder dan de andere. Daarom zijn er drie varianten van die overheidsbekostiging (laag, hoog en top) en ook de financiering voor bachelors en masters verschilt, evenals hbo en wo.
Uitzonderingen
Overigens betalen studenten in hun eerste studiejaar slechts de helft van het collegegeld. Voor opleidingen tot leraar geldt dit ook in het tweede jaar. Nog een uitzondering: het hoge instellingstarief geldt niet voor wie zich omschoolt naar het onderwijs of de zorg.
Ook aan dubbelstudenten is gedacht: wie bijvoorbeeld in het laatste jaar van de bachelor economie aan een bachelor Nederlands begint, mag die tweede bachelor ook tegen het lage tarief afmaken.