Universiteiten en hogescholen hebben sinds maart alle zeilen bijgezet om afstandsonderwijs te verzorgen. Toch leek het al die tijd onvermijdelijk dat een deel van de studenten door de coronacrisis vertraging zou oplopen.
In opdracht van het ISO heeft ResearchNed in kaart gebracht hoe groot de schade precies is. Het onderzoeksinstituut vroeg begin juni een kleine 11 duizend studenten naar hun studievoortgang en vergeleek deze cijfers met de uitkomsten van de landelijke studentenmonitor 2018.
Het aandeel studenten dat achterloopt op hun studieprogramma nam in vergelijking met twee jaar geleden zo’n 7 procentpunt toe. Omgerekend naar het totale aantal studenten in Nederland zou dat gaan om een extra 54 duizend studenten met vertraging.
De helft van de studenten heeft het gevoel dat de coronacrisis schadelijk was voor hun studievoortgang: lessen vielen uit, stages werden stopgezet en veel laboratorium- en praktijkonderwijs kon niet doorgaan. Bijna een derde heeft naar eigen zeggen al minder studiepunten behaald.
De grootste toename in studievertraging is te zien in het hoger beroepsonderwijs. Het aandeel studenten dat ‘enigszins’ een achterstand heeft, steeg daar met 10 procentpunt, van 28 procentpunt in 2018 naar 38 procent in 2020. Onder wo-studenten nam het aandeel met ‘slechts’ 6 procent toe. Een verklaring voor het verschil kan zijn dat hbo-studenten doorgaans veel practica volgen en vaak stagelopen.
Prioriteit
Het ISO maakt zich zorgen en doet een dringende oproep aan instellingen om hun studiefaciliteiten zo snel mogelijk weer open te gooien. Ook zou het volgens de studentenorganisatie helpen als studenten weer vaker gebruik mogen maken van het ov, zodat er meer onderwijs op locatie kan worden gegeven.
‘Daarvoor is nodig dat het kabinet onderwijs prioriteit geeft’, zegt voorzitter Kees Gillesse. ‘Alleen onderwijs tussen 11:00 en 15:00 en na 20:00 helpt daar niet bij.’
Geen blijvertje
Uit de enquête blijkt dat zestig procent van de studenten positief is over hoe hun universiteit of hogeschool het onderwijs heeft georganiseerd tijdens de crisis. Al betekent dit niet meteen dat het online onderwijs wat hen betreft een blijvertje is: driekwart van hen vindt de vorm van het onderwijs slechter dan normaal.
Het ISO vindt het vreemd dat het dit onderzoek zelf moest laten uitvoeren. ‘Deze cijfers moeten het ministerie, universiteiten en hogescholen echt zelf boven tafel halen om goed beleid te kunnen maken’, zegt Gillesse. ‘Sturen op zicht moet niet de regel worden. Je moet ook willen uitzoeken hoe het zit.’