Voor honoursprogramma’s worden studenten met hogere cijfers en een kritisch denkvermogen geselecteerd, blijkt uit Nijmeegs onderzoek onder duizend studenten van drie universiteiten (Nijmegen, Maastricht en Twente) en twee hogescholen (HAN en Hanzehogeschool). En dat is ook de bedoeling.
Maar de onderzoekers zagen nog iets: studenten met lager opgeleide ouders worden minder vaak toegelaten tot die programma’s. Ook een lager gezinsinkomen verlaagt de kans op selectie.
Bijbaantjes
Er is dus geen sprake van gelijke kansen. Zelfs als ze eenmaal zijn toegelaten tot de excellentieprogramma’s, speelt de portemonnee van de student een rol: bijbaantjes maken het moeilijker om de programma’s te doorlopen. De PvdA stelde schriftelijke vragen aan minister Van Engelshoven: wat vindt zij hiervan?
De antwoorden volgen drie sporen: de minister vindt het 'geen goede zaak', maar er wordt aan gewerkt en uiteindelijk mogen de onderwijsinstellingen zelf bepalen hoe ze hun studenten selecteren.
Dus de minister vindt net als de PvdA – en vermoedelijk alle andere politieke partijen – dat studenten met laagopgeleide ouders 'de kans moeten krijgen hun talenten verder te ontwikkelen'.
Motivatie
Maar de bevindingen van de onderzoekers bevestigen volgens haar de koers van het kabinet. Vanaf 2015 is er “meer aandacht voor diversiteit en een bredere toegankelijkheid” bij deze programma’s. Tegenwoordig moeten niet alleen hoge cijfers, maar ook motivatie en de achtergrond van de student meewegen bij de toelating.
Men is dus al goed bezig, is haar conclusie. Er komt bovendien een speciale expertgroep voor toegankelijkheid van het hoger onderwijs en onderwijsinstellingen blijven intussen bezig met het verbeteren van hun selectiemethodes.
Dus hoeft de minister uiteindelijk geen actie te ondernemen, vindt ze zelf. Ze hoopt op verstandig beleid van de universiteiten en hogescholen. 'Welke selectiefactoren en -methoden door instellingen worden gebruikt is de verantwoordelijkheid van de instellingen.'