In principe moeten aspirant-studenten zich vóór 1 mei aanmelden bij een opleiding in het hoger onderwijs. Die deadline is geweest, dus kunnen de instellingen nu een schatting maken: hoeveel eerstejaars tellen ze in september?
Van zo’n honderdduizend aanmeldingen voor bacheloropleidingen op de deadline van vorig jaar stijgt dat aantal nu naar zo’n 105 duizend aanmeldingen. Dus komt er vermoedelijk opnieuw een toename van het aantal studenten aan de universiteit.
UT: forse toename bachelors, lichte afname masters
De UT noteerde vorig jaar rond deze tijd 3.158 aanmeldingen voor een bacheloropleiding. Voor komend jaar ligt dat aantal op 4.409, een toename van maar liefst 39,6%. Als het om masteropleidingen gaat, noteert de UT juist een kleine krimp. Vorig jaar meldden rond deze tijd 2.538 studenten zich aan, voor het komende academisch jaar staat de teller voorlopig op 2.470.
Het gaat nog om zogeheten vooraanmeldingen en geen definitieve inschrijvingen. Die zijn pas in het najaar bekend. Van alle aanmeldingen haakt gewoonlijk een derde alsnog af. Sommigen gaan toch een jaartje reizen, anderen halen hun examen niet en internationale aanmelders kiezen soms toch voor een opleiding in een ander land. Afgelopen jaar bleven er van de 100 duizend aanmeldingen 65 duizend over. Dan zou neerkomen op 69 duizend eerstejaars in de wo-bacheloropleidingen.
Een beetje lastig is de vergelijking met vorig jaar wel, want toen lag de deadline een maand later in verband met de coronacrisis: op 1 juni in plaats van 1 mei.
Niet meegroeien
De universiteiten mopperen al jaren dat het geld voor onderzoek niet meegroeit met het aantal studenten, zodat er onder de streep per student steeds minder geld overblijft. Die trend is dus nog niet gekeerd.
Ook het aantal internationale aanmeldingen is hoger dan vorig jaar: zo’n 40 duizend, en de ervaring leert dat daar 20 à 40 procent van overblijft. Vorig jaar dachten de universiteiten dat die buitenlandse studenten misschien wel weg zouden blijven, gezien de coronacrisis, maar tegen de verwachtingen kwamen ze toch.
In een gesprek met journalisten zei voorzitter Pieter Duisenberg van universiteitenvereniging VSNU gisteren dat de universiteiten graag meer controle willen hebben op de toestroom van internationale studenten. Ze willen een maximum aantal internationale studenten kunnen bepalen, zodat opleidingen niet overspoeld raken.
Engels
Er ligt een wetsvoorstel ter goedkeuring in de Eerste Kamer om de internationalisering en de verengelsing van het hoger onderwijs in goede banen te leiden. Daarin staat dat opleidingen met een numerus fixus twee tracks kunnen aanbieden: Engels- en Nederlandstalig. Dan kunnen ze een fixus op de Engelstalige track zetten en kunnen Nederlandstalige studenten altijd via de andere track binnenkomen. Zo zou een numerus fixus niet ten koste gaan van Nederlandse studenten.
Dat gaat niet ver genoeg, vindt Duisenberg. Hij wil meer mogelijkheden om internationale studenten wel of niet toe te laten, ook bij opleidingen zonder numerus fixus. Het wetsvoorstel staat overigens in de koelkast, in afwachting van een volgend kabinet.
De universiteiten bieden steeds meer Engelstalige opleidingen aan, met name in de masterfase. Als ze voor het aantal buitenlandse studenten vrezen, zouden ze ook weer iets meer Nederlandstalig onderwijs kunnen aanbieden. Maar dat vinden ze geen oplossing. De keuze voor Engelstalig onderwijs heeft soms te maken met kwaliteit en voorbereiding op het beroep, zeggen ze. Internationalisering vinden ze goed, en nog beter als je die weet te beheersen.
Hogescholen
In het hbo is de situatie anders. De hogescholen zien een krimp van bijna zeven procent in het aantal aanmeldingen.