De twee kleine fracties (beide één zetel) dienden gisteravond samen een motie in om de termen hoogopgeleid en laagopgeleid af te schaffen. Dat deden ze tijdens de Algemene Beschouwingen over de Rijksbegroting voor volgend jaar.
Het kabinet en de Tweede Kamer zouden alleen nog maar moeten spreken van praktisch opgeleid (mbo), theoretisch opgeleid (hbo) en wetenschappelijk opgeleid (wo), ‘zodat burgers met welke opleiding dan ook zich altijd gewaardeerd voelen’, vinden de twee fracties.
Tot een stemming kwam het niet. De minister van Onderwijs zal een brief over de kwestie sturen, beloofde demissionair premier Rutte. Dat was genoeg om de motie nog even op zak te houden.
Demotiverend
Rutte erkende dat de termen hoog- en laagopgeleid ‘demotiverend’ kunnen overkomen, maar vond de voorgestelde alternatieven niet goed. ‘In het mbo zijn ook theoretisch opgeleide mensen en in het hbo zijn ook praktisch opgeleide mensen’, zei hij. ‘Denk aan de physician assistants. Het wetenschappelijk onderwijs is heel theoretisch, behalve natuurlijk weer de opleiding voor de artsen. Die is heel praktisch.’
Met andere woorden, het onderscheid tussen praktisch, theoretisch en wetenschappelijk opgeleid is in zijn ogen niet ideaal. Hij kon daarom ook niet de toezegging doen dat de overheid meteen ‘de hele communicatie omgooit’.
Vaak gezegd
Het is zeker niet voor het eerst dat zo’n voorstel ter tafel komt. Vier jaar geleden kwamen GroenLinks en ChristenUnie met hetzelfde bezwaar, waar D66-minister Van Engelshoven begrip voor had. Ze heeft sindsdien vaak gezegd dat de termen hoog en laag haar niet bevallen.
Ook bij andere partijen klinkt dit geluid weleens, bijvoorbeeld als ze waardering voor vaklieden uitspreken. Dat deed bijvoorbeeld de Haagse VVD en ook een Kamerlid van het CDA doet het.
Om soortgelijke redenen heten mbo’ers sinds september 2020 officieel geen deelnemers of leerlingen meer, maar studenten. Dat heeft voor hen overigens ook praktische voordelen, zoals studentenkorting in winkels, bioscopen of sportscholen.