Het was een experiment en nu wil het kabinet er een wet van maken: via de ‘educatieve module’ kunnen wo-afgestudeerden makkelijk leraar worden. Maandag is het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd.
Bij zo’n wetsvoorstel zit altijd een advies van de Raad van State. De adviseurs hebben deze keer enkele bedenkingen, waar het kabinet maar deels naar luistert.
Na een bachelor in een bepaald vak (bijvoorbeeld Frans of wiskunde) kunnen studenten zich laten bijspijkeren, zodat ze als leraar aan de slag kunnen. Je kunt dezelfde module overigens al langer als minor tijdens de opleiding volgen.
Grote zorgen
Studenten krijgen dan een ‘beperkte tweedegraads bevoegdheid’. Toch blijven er ‘grote zorgen over de pedagogische en didactische (start)bekwaamheid van leraren’, ziet de Raad van State.
Inderdaad staat in de evaluatie van het experiment dat scholen ‘huiverig’ zijn om deze studenten startbekwaam te noemen. De beginnende leraren hebben nog veel begeleiding nodig en moeten zich verder scholen.
Misschien moet je de bevoegdheid daarom beperkt houdbaar maken, oppert de Raad van State. Zet een ‘wettelijke limitering van de termijn’ op die beperkte tweedegraads bevoegdheid.
Maar dat gaat het kabinet nog niet doen. Leraren zijn sowieso nog niet volledig bekwaam als ze van de lerarenopleiding afkomen, is de redenering. Bepaalde kennis en vaardigheden verwerven ze pas in de praktijk, ‘met name in de eerste drie jaar na afronding van de opleiding’.
Wel gaat het kabinet met allerlei betrokkenen praten over de bevoegdheden van leraren en de scholing van startende leraren, dus dan kan de beperking die de Raad van State voorstelt ook weer ter tafel komen.
Verwantschap
Naar een ander kritiekpunt van de Raad van State luistert het kabinet wel. Het is logisch dat je na een bachelor wiskunde leraar wiskunde kunt worden, maar geen leraar Duits. Maar mag je na een opleiding biochemie ook leraar natuurkunde worden? Laat dat maar aan de universiteiten over, dacht het kabinet. Die gaan daar heus geen gekke dingen over beslissen, dus die ‘verwantschap’ hoeven we niet in de wet te regelen.
Daar heeft de Raad van State moeite mee. Er moet hierover ‘duidelijkheid en rechtszekerheid’ bestaan bij studenten, lerarenopleidingen en scholen. Ze moeten weten waar ze aan toe zijn.
Flexibel
Daar zit wat in, meent het kabinet. De bedoeling was natuurlijk om toelating flexibeler te maken, zodat je geen geschikte studenten afwijst, alleen maar omdat hun precieze opleiding niet in het lijstje staat. En wat doe je met studenten uit het buitenland die hier leraar willen worden? Hun bachelor staat er sowieso niet tussen.
Dus komt er voor alle duidelijkheid toch een ‘verwantschapstabel’, maar universiteiten kunnen ervan afwijken. Ze kunnen een verklaring van vakbekwaamheid afgeven als iemand bijvoorbeeld een buitenlandse bachelor heeft gevolgd of een Nederlandse bachelor die dankzij allerlei keuzevakken toch genoeg verwantschap vertoont.
Per 1 juli loopt het experiment af en het wetsvoorstel kan waarschijnlijk pas per 1 september 2023 van kracht zijn. Het wetsvoorstel zorgt ervoor – als het wordt aangenomen – dat studenten niet tussen wal en schip vallen.
Na de educatieve module wil overigens maar een klein groepje meteen als leraar aan de slag: 8 procent, staat in de evaluatie. 19 procent wil een eerstegraads bevoegdheid behalen, waarmee je ook in de bovenbouw les kunt geven. Nog eens 58 procent gaat een (niet-educatieve) masteropleiding volgen.