De Iraanse student Mechanical Engineering gebruikte in 2023 ChatGPT voor een essay en werd daarmee betrapt. Hij belandde vervolgens in een complexe en slepende zaak met de examencommissie. Over hoe het zo uit de hand kon lopen schreef U-Today – op basis van tientallen bronnen – een reconstructie afgelopen maart.
Juridische kosten
Aanvankelijk werd Tochahi in het gelijk gesteld in een uitspraak van het CBE. Die verklaarde het beroep van de student gegrond en haalde uit naar de examencommissie. Volgens het CBE had de commissie de plagiaatuitkomsten van de software ‘onverkort overgenomen’, terwijl ze onderzoek had moeten doen naar de oorspronkelijke bronnen. Ook moest de examencommissie de juridische kosten van Tochahi à 1194 euro vergoeden.
Maar daarmee was de kous niet af. De examencommissie kwam met een nieuwe uitspraak, waartegen de student in beroep ging. Ook een bemiddelingsgesprek vlak voor de kerstvakantie tussen de student en de examencommissie leidde niet tot een oplossing. Op 29 februari oordeelde het CBE dat de examencommissie in het gelijk stond en verklaarde het beroep van de student ongegrond.
Tochahi sprak echter van een ‘dubbele veroordeling’ en vond het besluit van de examencommissie ‘disproportioneel’. Hij diende een beroepsschrift in bij de Raad van State – voorheen het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs.
Beroep ongegrond
Eind april 2024 werd de zaak op zitting behandeld in Den Haag. De uitspraak zou aanvankelijk zes weken later volgen, maar die werd uitgesteld tot woensdagochtend 17 juli. In de uitspraak geeft de Raad van State aan dat er van een dubbele bestraffing ‘geen sprake is nu de beslissing van 24 november 2023 in de plaats is gekomen van de vernietigde beslissing van 17 juli 2023.’ Ook bleef de examencommissie volgens de Raad van State ‘binnen de sanctiebevoegdheden’, was er geen sprake van een dubbele bestraffing en toonde de examencommissie coulance door de student eerder te laten beginnen met zijn bacheloropdracht. De beroepsgrond van Tochahi faalt daarmee, is ongegrond en het CBE hoeft zijn proceskosten niet te vergoeden.
De uitspraak is in lijn met het oordeel dat het CBE 29 februari al velde. Dat de geconstateerde fraude ‘onweersproken’ was. Ook stelde het CBE dat ‘de opgelegde sanctie binnen de grenzen van de bestaande sanctieladder is gebleven’. Ook vond het CBE dat de gevolgen voor de student uiteindelijk beperkt bleven, omdat hij vroegtijdig de opdracht mocht herkansen en andere vakken mocht afronden.