Waarom ontvangen de sociale- en geesteswetenschappen ‘met afstand de meeste middelen’ voor hun sectorplannen, wilde VVD-Kamerlid Hatte van der Woude van de onderwijsminister weten. Is dat gezien de krappe arbeidsmarkt en de uitdagingen waar Nederland voor staat wel de belangrijkste sector om in te investeren?
Dijkgraaf kijkt er anders tegenaan, blijkt uit zijn schriftelijke antwoorden. De sectorplannen zijn volgens hem vooral bedoeld om de slimme samenwerking tussen universiteiten te stimuleren, én om ‘rust en ruimte’ te creëren via verlaging van de werkdruk en meer vaste contracten.
Impuls
Hij wijst erop dat het juist de bèta- en technische wetenschappen zijn die sinds 2018 het meeste geld ontvangen voor hun sectorplannen: jaarlijks 150 miljoen euro, tegen 80 miljoen voor de sociale- en geesteswetenschappen en (vanaf 2023) 40 miljoen euro voor de medische wetenschappen.
Alle sectorplannen gaan het onderwijs en de wetenschap versterken, verwacht Dijkgraaf, en op de langere termijn zal dat een impuls geven aan de arbeidsmarkt en ‘de uitdagingen van de toekomst’.