Je kunt niet zomaar een nieuwe opleiding in het hoger onderwijs starten. Dan moet je eerst aantonen dat er behoefte aan is. Misschien zijn er al genoeg verwante opleidingen in Nederland.
Bovendien is de spreiding over het land van belang. Als een kleine provinciestad bijvoorbeeld al een pabo heeft, moet je met goede argumenten komen als je een straat verderop een tweede pabo wilt openen.
De minister van Onderwijs neemt uiteindelijk de beslissing, maar de poortwachter die over de behoefte aan nieuwe opleidingen adviseert is de ‘commissie doelmatigheid hoger onderwijs’ (CDHO). De regels voor zo’n aanvraag bij de CDHO gaan nu een beetje veranderen.
Voorstel
Dijkgraaf heeft zijn voorstel online gezet voor een internetconsultatie: iedereen die wil, mag kritiek leveren en verbeteringen voorstellen. De nieuwe regeling ligt dus nog niet bij de Tweede Kamer.
De voornaamste wijziging: universiteiten en hogescholen krijgen het verzoek om hun plannen voor een nieuwe opleiding eerder te melden, nog voordat ze daadwerkelijk een aanvraag indienen. Dan kunnen ze eerder in gesprek met andere instellingen, is Dijkgraafs idee, en dat zou de samenwerking ten goede komen.
In het mbo is het verplicht om zo’n voornemen kenbaar te maken, maar in het hoger onderwijs niet en dat blijft zo: het wordt slechts een verzoek. ‘Er wordt gemonitord in hoeverre instellingen aan dit verzoek gehoor geven’, staat in de toelichting.
Meepraten
De aanvraagprocedure zelf verandert ook een klein beetje. Voorheen konden alleen instellingsbesturen reageren op de aanvraag van een andere universiteit of hogeschool. Straks mogen ook werkgevers, studentenorganisaties en andere belanghebbenden hun mening geven.
Dan moeten ze natuurlijk wel weten waar ze het over hebben. Daarom wordt de procedure iets transparanter. De CDHO gaat het aanvraagformulier en de toelichting op de nieuwe opleiding openbaar maken, ‘zodat voor belanghebbenden duidelijk is waarop zij een zienswijze indienen’.
Het is niet altijd nodig om een nieuwe opleiding te starten als je het onderwijs wilt vernieuwen. Dat kan immers ook binnen bestaande opleidingen. Maar waar ligt de grens? Mag je, om maar iets te noemen, een bestaande ict-opleiding omvormen tot een opleiding kunstmatige intelligentie?
‘Waar sommige instellingen ruimte zien om te vernieuwen binnen het bestaande opleidingsaanbod, wensen andere instellingen voor grofweg dezelfde ontwikkeling een nieuwe opleiding te starten’, schrijft Dijkgraaf. Daarom wil hij instellingen beter voorlichten over de ruimte die ze hebben voor vernieuwing van het onderwijs binnen het bestaande aanbod.
Flitsende namen
De CDHO is in 2009 opgericht omdat onderwijsinstellingen destijds allerlei ‘nieuwe’ opleidingen met flitsende namen lanceerden, terwijl het in de praktijk vaak om afstudeerrichtingen ging. Dat deden ze om zoveel mogelijk studenten te trekken. Ook probeerden ze soms opleidingen van hun concurrenten te kopiëren, terwijl er welbeschouwd weinig behoefte was aan een extra opleiding.
Al jarenlang probeert de overheid de concurrentie tussen opleidingen af te zwakken en overleg aan te moedigen. Daarom krijgen de instellingen bijvoorbeeld geld voor ‘sectorplannen’, waarin vakgebieden landelijke afspraken maken over het onderwijsaanbod en de koers van het wetenschappelijk onderzoek. Het kabinet wil ook de bekostiging van het hoger onderwijs aanpassen om meer ‘rust en ruimte’ te scheppen.
De minister wijkt weleens af van CDHO-adviezen. De hbo-opleiding cabaret van Avans mocht bijvoorbeeld van start gaan, terwijl de commissie dacht dat er wel genoeg opleidingen waren waarmee je cabaretier kon worden.
Als er genoeg behoefte is aan de nieuwe opleiding, is het nog niet zeker dat die er komt. Ook onderwijskeurmeester NVAO moet groen licht geven en zijn vertrouwen uitspreken in de kwaliteit.