De UT wil de nieuwe master Humanitarian Engineering vanaf 2025 aanbieden. De opleiding is een gezamenlijk initatief van drie faculteiten: ET, ITC en BMS. De master is een combinatie van ingenieursvaardigheden en sociale wetenschappen en richt zich op het oplossen van problemen bij bijvoorbeeld humanitaire rampen, of het ontwikkelen van robuuste technologieën.
Gezakt in eerste instantie
Voordat een nieuwe opleiding aangeboden kan worden, moet eerst een traject doorlopen worden via officiële instanties als de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO), onderwijskeurmeester NVAO en het ministerie van OCW. Afgelopen voorjaar zakte de UT voor de zogeheten macrodoelmatigheidstoets van de CDHO.
Het lukte de UT niet voldoende om de arbeidsmarktbehoefte aan te tonen. Een arbeidsmarktonderzoek dat de UT zelf liet uitvoeren door onderzoeksbureau Odion bleek het voornaamste struikelblok; de namen van de bedrijven die bij het onderzoek betrokken waren stonden niet vermeld. Zo concludeerde de commissie dat sommige bronnen die de UT aanvoerde wel degelijk een arbeidsmarktbehoefte aantoonden. Maar de universiteit toonde onvoldoende de behoefte aan ingenieurs van deze specifieke opleiding aan.
Steunbetuigingen
Afgelopen zomer diende de UT een hernieuwd voorstel in, dat onlangs op een positief advies van de CDHO en vervolgens een positief besluit van het ministerie van OCW kon rekenen. Het eigen arbeidsmarktonderzoek had nu wel de lijst aan bedrijven, waardoor de commissie het rapport nu wel ‘valide en overwegend navolgbaar’ vindt.
Daarnaast verzamelde de UT zeven steunbetuigingen van werkveldpartijen die relevant zijn voor de master. Die werkgevers gaven aan het inhoudelijke programma te steunen en zeggen bereid te zijn samen te werken met de opleiding zodra die staat.
Het positieve besluit betekent dat de UT verder kan met de aanvraag voor deze nieuwe masteropleiding. Daarvoor is bijvoorbeeld officiële accreditatie vanuit de NVAO nodig. Een NVAO-deskundigenpanel gaat de UT bezoeken voor een ‘toets nieuwe opleiding’. Dat panel moet een goed beeld krijgen van het niveau van de opleiding en de kans dat studenten na afronding een diploma krijgen ‘dat staat voor het niveau waarop de opleiding is geaccrediteerd’.