Sliert tijdelijke contracten? Dijkgraaf vindt het pijnlijk

Het is ‘pijnlijk’ dat sommige onderzoekers en docenten twaalf jaar lang tijdelijke contracten aan elkaar moeten rijgen, vindt minister Robbert Dijkgraaf. Maar hij is hun werkgever niet en kan alleen indirect iets doen.

Slapeloze nachten, angstaanvallen en lichamelijke klachten… Een universitaire actiegroep, Casual Academy, interviewde 28 onderzoekers en docenten over de gevolgen van tijdelijke contracten en slecht werkgeverschap aan zes Nederlandse universiteiten. Het rapport verscheen afgelopen november.

GroenLinks en SP stelden Kamervragen. Wat vindt de minister van de verhalen, bijvoorbeeld over het langdurige werken met tijdelijke contracten? Kan hij de wet aanpassen om deze onderzoekers te helpen?

Dat lijkt hij niet van plan, blijkt vandaag uit Dijkgraafs antwoorden. De universiteiten en onderzoeksinstellingen zijn de werkgever, onderstreept de minister, en hijzelf is alleen verantwoordelijk voor het stelsel. Het enige wat hij kan doen, is ‘rust en ruimte’ in het systeem brengen.

Stimulans

Dijkgraaf wijst op de 200 miljoen euro voor landelijke ‘sectorplannen’, waarmee de universiteiten ook het aantal vaste banen moeten uitbreiden. Ook heeft hij 300 miljoen euro uitgetrokken voor starters- en stimuleringsbeurzen, bedoeld voor onderzoekers met een vast contract. Daar kan ook een stimulans van uitgaan, meent de minister.

‘Negatieve effecten van tijdelijke contracten vind ik onwenselijk’, aldus Dijkgraaf. ‘Ik vind het belangrijk dat onderzoekers werken in een gezonde en sociaal veilige werkcultuur, waarin zij optimaal de kans krijgen zich te ontwikkelen.’

Ook erkent hij dat tijdelijke contracten kunnen bijdragen aan de werkdruk en dat het invloed kan hebben op de kwaliteit van het onderwijs als een opleiding veel gebruik maakt van

docenten met een tijdelijk contract. Mede daarom, schrijft de minister, wordt het personeelsbeleid beoordeeld door onderwijskeurmeester NVAO.

Meer tijdelijke contracten

Verhoudingsgewijs neemt het aandeel tijdelijke aanstellingen toe aan de universiteit. Hoogleraren en universitair hoofddocenten hebben daar weinig last. Inmiddels zit ook 30 procent van de universitair docenten op een tijdelijk contract; in 2005 was dat minder dan 20 procent. Maar vooral ‘overige’ docenten en onderzoekers zijn steeds vaker in tijdelijke dienst.

‘Het effect van de recente (cao-)afspraken en acties in het wetenschappelijk onderwijs gericht op meer vaste contracten, is nog niet zichtbaar in de cijfers’, zegt Dijkgraaf hierover.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.