Vroeger kenden Nederland geen bachelor- en masteropleidingen. Die zijn er alleen maar gekomen dankzij afspraken binnen Europa die in 1999 zijn gemaakt. Wat er in Europa gebeurt, kan dus verregaande invloed hebben op het Nederlandse onderwijs.
In een nieuw advies waarschuwt de Onderwijsraad dat Nederland nu te afwachtend is. De regering zou zich sterker bewust moeten zijn van de Europese invloed op het onderwijs. Stippel een strategie uit tot aan het Nederlandse voorzitterschap in 2029, zegt voorzitter Edith Hooge.
Wat kan er misgaan als de minister jullie advies niet opvolgt?
‘Dan hebben we minder zicht op de kansen en risico’s. De Europese Unie heeft geen rechtstreekse macht over het onderwijs in de lidstaten, maar de landen kunnen wel onderling afspraken maken, doelen stellen, kennis verspreiden en geld verdelen. Het is een complexe dynamiek, die een steeds grotere stempel op Nederland drukt.’
Wat voor invloed heeft Europa op ons onderwijs?
‘Sinds 2007 doen alle vwo-leerlingen examen in minstens één andere taal naast het Engels. Dat is een gevolg van Europese afspraken die mede bepalen wat Nederlandse kinderen moeten leren.’
Maar de EU kan geen onderwijswetten doorvoeren.
‘Daarom denkt de Nederlandse regering misschien dat ze de ontwikkelingen wel kan afwachten. Maar het gaat verder. Denk aan Europese minimumeisen voor bepaalde beroepen, zoals basisartsen of apothekers. Die krijgen rechtstreeks hun weerslag in het onderwijs. Of denk aan Europese afspraken over onderwijskwaliteit en de erkenning van diploma’s: daar wil je toch over meedenken? Recent is er gesproken over een uitbreiding van bevoegdheden van de Europese Commissie, ook op het gebied van onderwijs. De afwachtende houding van Nederland doet geen recht aan zulke ontwikkelingen.’
Wat merken studenten en docenten van zulke ontwikkelingen?
‘Europese landen hebben bijvoorbeeld invloed op uitwisselingsprogramma’s: kun je makkelijk een poosje in het buitenland studeren? De afspraken hierover hebben concreet invloed op je studietijd. Digitalisering van het onderwijs is ook een prachtig voorbeeld. Allerlei digitale technieken en platforms worden in Europees verband ontwikkeld. Europa stelt bijvoorbeeld eisen aan gegevensbescherming en kan monopolies van techbedrijven breken. Als we goed opletten, kunnen we mede bepalen hoe de digitalisering verloopt. Er is een wereld te winnen.’
U vindt dat Nederland vooruit moet kijken naar het voorzitterschap van de Europese Unie in 2029.
‘In Haagse kringen voelt het jaar 2029 ver weg. Maar kijk eens wat er voor die tijd allemaal gebeurt. Volgend jaar treedt er een nieuwe Europese Commissie aan, die dus met nieuw beleid zal komen. In 2025 worden de doelstellingen van de Europese Onderwijsruimte opnieuw geijkt. In 2027 loopt het huidige programma Erasmus+ af.’
En wat kan Nederland dan doen als EU-voorzitter?
‘We kunnen dan richting geven aan zulke ontwikkelingen. Het nieuwe strategische programma voor de Europese Onderwijsruimte gaat lopen van 2031 tot 2040, dus daar worden in 2029 al beslissingen over genomen.’
Gaan die Europese ontwikkelingen echt zo hard? De oprichting van de Nederlands-Vlaamse onderwijskeurmeester NVAO liep vooruit op plannen voor Europese kwaliteitsbewaking, maar die is nooit van de grond gekomen.
‘Dat klopt, maar dat betekent niet dat je de ontwikkelingen maar moet afwachten. Je kunt natuurlijk zeggen: wij willen de erkenning van diploma’s in eigen hand houden. Maar daar moet je dan wel over nadenken.’
U zegt ook dat het Nederlandse onderwijs van andere landen kan leren. Maar je hebt de politiek toch niet nodig om van elkaar te leren?
‘Het onderwijsveld is inderdaad volop actief in Europa. Er zijn een heleboel initiatieven, commissies en raden die samenwerken en afspraken maken. Maar waar het onderwijs behoefte aan heeft, zijn goede kaders en ondersteuning. Sinds enige tijd kijken instellingen uit verschillende lidstaten hoe ze samen Europese universiteiten kunnen oprichten. Dan zou de politiek moeten meedenken over de knelpunten: hoe ga je om met kwaliteitskeuring, hoe vergelijkbaar zijn de diploma’s straks? En als je niet meedoet, wat betekent dat dan? Het zou helderder moeten zijn.’