In de politiek woedt al jaren een debat over de keuring van kwaliteit in het hoger onderwijs. Verschillende minister wilden het stelsel fundamenteel veranderen, onder aanmoediging van vooral de universiteiten, maar in het parlement blijft een meerderheid tot nog toe sceptisch.
Nu het kabinet gevallen is, gaat minister Dijkgraaf er geen beslissing meer over nemen, schrijft hij aan de Tweede Kamer. Een volgend kabinet mag zich buigen over een wetsvoorstel dat de onderwijskeuring op de schop neemt.
De onderwijskeuring (accreditatie) is een van de onderwerpen in de omvangrijke ‘toekomstverkenning’ die Dijkgraaf verschillende onderzoeksbureaus laat uitvoeren. De uitkomst zal waarschijnlijk deze zomer komen, waarna zijn reactie dit najaar zal volgen.
Elke zes jaar
Het zogeheten ‘accreditatiestelsel’ zit nu zo in elkaar: elke zes jaar krijgen opleidingen een commissie van deskundigen (visitatiepanel) op bezoek, die de onderwijskwaliteit op allerlei punten beoordeelt. Deze commissie stuurt een rapport naar accreditatieorganisatie NVAO, dat het eindoordeel velt en het stempel van goedkeuring op de opleiding zet.
In de toekomst zou het anders gaan. Dan komen er ook deskundigen op bezoek, maar mogen universiteiten en hogescholen zelf het eindoordeel vellen. De NVAO kijkt alleen nog of ze dat netjes doen. Zij zet het stempel van goedkeuring dan op de hele universiteit of hogeschool. Instellingsaccreditatie heet dat.
Grote risico’s
Dijkgraaf wilde dit nieuwe stelsel eigenlijk in 2025 invoeren. Dat was toch al een ambitieuze planning, maar door de val van het kabinet loopt dit zeker vertraging op. Vernieuwing van het stelsel is iets voor de volgende coalitie, meent de minister.
En die vernieuwing is niet zonder gevaar. Mochten de huidige procedures en kaders straks vervallen, staat in een nieuw rapport, ‘dan ziet de inspectie nieuwe, mogelijk grote risico’s ontstaan’.
Versterking
En wat zet je met de komst van instellingsaccreditatie op het spel? De huidige keuring van opleidingen voldoet, meent de inspectie. Dat wil alleen niet zeggen dat er geen verbeteringen gewenst zijn.
Zo kijken de deskundigen te weinig kritisch naar de ‘beoogde leerresultaten’ van een opleiding. ‘Dat komt deels doordat er te veel op het spel staat’, schrijft inspecteur-generaal Alida Oppers in haar voorwoord. Want als de opleiding niet hoog genoeg mikt, moet zij haar deuren sluiten. De inspectie pleit ervoor dat opleidingen op dit punt een herkansing kunnen krijgen (een hersteltermijn van bijvoorbeeld een half jaar).
Verder behoeft de onafhankelijkheid van de deskundigen versterking. De inspectie noemt het een ‘perverse prikkel’ dat evaluatiebureaus, secretarissen en visitatiepanels worden betaald door de instelling waarvan ze de opleiding moeten beoordelen. Er zijn bijvoorbeeld ZZP’ers die als secretaris worden ingehuurd en voor een flink deel van hun inkomen afhankelijk zijn van hun opdrachtgever. De inspectie: ‘Wij adviseren daarom om de bekostigingssystematiek nog eens tegen het licht te houden.’
Bovendien zou de overheid de markt beter moeten ‘reguleren’. Dat is des te belangrijker als de instellingen de kwaliteitskeuring van hun opleidingen straks in eigen hand krijgen. De inspectie lijkt te zeggen: voorkom wildwesttoestanden waarin iedereen zijn eigen ‘deskundigen’ werft en zo goedkoop mogelijk zijn opleidingen door de keuring jast.
De voorstanders van instellingsaccreditatie menen dat je als instelling meer vrijheid zou moeten krijgen om zelf te bepalen wat kwaliteit is en waar je de nadruk op legt. Dat zou het eigenaarschap vergroten. De inspectie ziet weinig in dat argument en adviseert: ‘Zorg dat een onafhankelijke organisatie (zoals de NVAO) een landelijk geldend beoordelingskader met beslisregels ontwikkelt’.
Sociale veiligheid
Iets flexibeler mag de keuring wel worden. Als er veel discussie is over de stagebegeleiding of de sociale veiligheid, dan moet dat volgens de inspectie tijdelijk een plaats kunnen krijgen in de onderwijskeuring. ‘We verwachten dat het werken met tijdelijke aandachtspunten een impuls is voor de kwaliteit ervan.’ Ook dat zou lastiger worden bij een stelsel van instellingsaccreditatie.
Eerder waarschuwde ook de Onderwijsraad voor de gevaren van instellingsaccreditatie. Minister Dijkgraaf wimpelde die bezwaren vorig jaar weg. Uit een lopend experiment bij vier hogescholen zou blijken dat het nieuwe systeem de ‘kwaliteitscultuur’ aan de instellingen versterkt, al erkende hij dat dit ‘nadrukkelijk geen automatisme’ is.
Op dit rapport van de inspectie heeft Dijkgraaf dus nog niet inhoudelijk gereageerd. Wel schrijft hij in zijn aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer: ‘Ik ben de inspectie erkentelijk voor dit relevante onderzoek.’