De naar schatting 3.800 internationale beurspromovendi in Nederland hebben vaak een inkomen onder het minimumloon, bleek onlangs uit onderzoek van PNN. Ze moeten zien rond te komen van gemiddeld 1.400 euro per maand en sommigen van maar 700 euro.
Ze hebben het aanzienlijk minder breed dan promovendi in loondienst, die een salaris tussen de 2.800 euro en 3.500 euro bruto ontvangen. Doordat de beurspromovendi geen student zijn, maar ook geen werknemer, komen ze meestal niet in aanmerking voor studentenhuisvesting en kunnen ze ook geen aanspraak maken op toeslagen.
Het liefst ziet PNN dat instellingen de buitenlandse promovendi in dienst nemen; de beurs uit hun thuisland dient dan als subsidie. Doen ze dat niet, dan zouden ze hun beurzen in elk geval moeten aanvullen.
Optoppen
Uit een inventarisatie van het PNN en het HOP blijkt dat vijf van de vijftien Nederlandse universiteiten hun internationale beurspromovendi iets extra’s geven.
Leiden en Wageningen ‘toppen op’ tot 1.508 euro, de inkomensnorm van Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor het verlenen van een verblijfsvergunning aan onderzoekers. Wageningen nam dat besluit begin september, al kreeg het bestuur daarvoor geen expliciete toestemming van de Belastingdienst.
'We weten niet of het wel of niet mag', zei rector magnificus Arthur Mol tegen universiteitsblad Resource. De regeling kost de universiteit ruim twee miljoen euro en mogelijk legt de Belastingdienst dus nog een naheffing op. Voor toekomstige PhD-kandidaten gaat het anders: vanaf januari 2024 zijn ze in Wageningen alleen welkom als hun beurs voldoet aan de IND-norm én meestijgt met de inflatie.
De Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit Nijmegen gaan een stapje verder: zij vullen de beurs aan tot respectievelijk 1.614 en 1.700 euro.
Maar de Rijksuniversiteit Groningen is het gulst. Daar krijgen de internationale beurspromovendi hetzelfde bedrag als Nederlandse ‘promotiestudenten’ waarmee de universiteit experimenteert, namelijk 2.265 euro netto. Door het betalen van belastingen en premies over het brutobedrag, hebben zij ook toegang tot sociale voorzieningen zoals toeslagen, laat de RUG weten. Het experiment met Nederlandse beurspromovendi is overigens omstreden, en stopt in 2024.
Weinig tot niets
De tien andere universiteiten kennen geen algemene top up-regeling. De Open Universiteit en de Universiteit voor Humanistiek vanzelfsprekend niet, omdat ze geen internationale beurspromovendi zeggen te hebben. Bij de Vrije Universiteit Amsterdam springen sommige vakgroepen en faculteiten in individuele gevallen tijdelijk bij. En de Universiteit Maastricht laat weten dat ze voor haar eerstejaars promovendi uit China in elk geval huisvesting organiseert.
Maar de resterende zes universiteiten doen vooralsnog niets. De Universiteit Twente tekent daarbij aan dat de mogelijkheden voor optoppen beperkt zijn en dat de regionale belastinginspecteurs er verschillend mee omgaan. 'We hebben samen met de andere universiteiten al meerdere malen aangegeven dat een landelijk top up-beleid mogelijk zou moeten zijn. Dit is tot nu toe niet het geval.'
Het PNN wil dat er snel iets gebeurt. Er zou een landelijke regeling moeten komen zodat er geen rechtsongelijkheid meer is. Ook de Tweede Kamer is het daarmee eens. Die heeft vorig jaar een CDA-motie aangenomen die de regering oproept om landelijke afspraken te maken tussen de betrokken ministeries, de Belastingdienst, uitkeringsinstantie UWV en de Sociale Verzekeringsbank. Die motie is nog altijd niet uitgevoerd.
Maar dat betekent volgens PNN-bestuurslid Benthe van Wanrooij niet dat universiteiten op hun handen moeten blijven zitten. 'Samen met onze leden, de lokale promovendi-organisaties, moedigen wij instellingen aan om in de tussentijd met hun belastinginspecteur tot een overeenkomst te komen.'