Het aantal consulten daalde, maar de studentenpopulatie daalde harder, waardoor er sprake is van relatieve stijging. In het rapport wordt gesproken over ‘een intensief jaar’ voor de afdeling. Daarmee doelt SACC in eerste instantie op personele onderbezetting. Acht vacatures stonden er in het najaar van 2022 open. Als gevolg liepen de wachtlijsten behoorlijk op gedurende het collegejaar.
Dat kwam ook omdat SACC een toename noteerde in het aantal studenten dat – vanwege uiteenlopende redenen – hulp zocht. ‘2022 was een coronajaar, dat had impact en een nasleep. In 2023 gebeurde er bovendien veel in de wereld en de druk op het Nederlandse zorgsysteem – vooral in de GGZ – werkt door op SACC’, valt te lezen in het rapport.
No show
In 2022-2023 hadden UT-studenten in totaal 5304 consulten met SACC, iets minder dan een jaar eerder toen het aantal afspraken op 5474 lag. Aangezien de studentenpopulatie met een kleine vijf procent daalde (van 14421 naar 13729) deed een groter percentage studenten beroep op de SACC-hulpstructuur. Zo’n 3,6 procent van de afspraken (193 consulten) ging niet door omdat een student niet kwam opdagen, een zogeheten no show.
Het gemiddeld aantal consulten per student daalde van 1,94 naar 1,64. De twee meest voorkomende redenen voor een afspraak: psychologische en/of financiële problemen. Andere universiteiten zagen door meer media-aandacht voor sociale veiligheid en grensoverschrijdend gedrag het aantal meldingen van incidenten aanzienlijk stijgen. Op de UT was dat niet het geval. Het rapport meldt dat dat mogelijk kwam door een beperkte zichtbaarheid van vertrouwenspersonen voor studenten, of huiverigheid bij UT-studenten om onacceptabel gedrag te melden.
Rector Tom Veldkamp ging begin dit jaar in op de wachtlijst van acht weken die er toen was bij de studentpsychologen. Veldkamp gaf aan dat de UT niet de rol van de gezondheidszorg kon overnemen. ‘Er zit een limiet aan wat we kunnen bieden’. SACC streeft er in het jaarrapport naar dat ‘studenten meer zelfredzaam worden en eerder hulp krijgen, zodat individuele hulp minder nodig is’.