In hun stage leren studenten van alles, maar ze verrichten ook arbeid en hebben weinig tijd voor een bijbaan. Daarom zouden ze een ‘passende stagevergoeding’ moeten krijgen, schrijft minister Bruins aan de Tweede Kamer.
Maar afdwingen wil hij die vergoeding niet. Dat zou kunnen leiden tot minder stageplekken, overweegt hij. Vooral bij kleine bedrijven en zelfstandigen, maar ook in sectoren waar nu weinig stagevergoedingen worden gegeven.
Optimistisch
Bovendien gaat het volgens de minister de goede kant op, want steeds meer mbo-stagiairs krijgen betaald. Overigens gaat die stijging niet erg hard en ontvangt 58 procent van hen nog altijd niets.
In het hoger onderwijs krijgt een meerderheid van de studenten een stagevergoeding. Toch vist 25 procent van de hbo’ers achter het net. Ook wo-studenten lopen stagevergoedingen mis: 9 procent van degenen die een vrijwillige stage doen en zelfs 35 procent van degenen voor wie de stage verplicht is.
Maar Bruins signaleert ook dat vakbonden en werkgevers aan verbetering werken. In 2023 stonden de stages in tien procent van de cao’s, een jaar later was dat bijna zeventien procent. Alles bij elkaar ziet hij voorlopig geen rol voor het kabinet weggelegd. Over twee jaar zal hij er opnieuw naar kijken, belooft hij.
Afschuiven
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) is niet tevreden en oordeelt dat Bruins verantwoordelijkheid afschuift. ‘Het gaat nog jaren duren voordat stages in alle cao’s zijn opgenomen’, zegt voorzitter Mylou Miché.
Dat het complex is, vindt ze geen excuus. Ze benadrukt dat stagiairs niet afhankelijk moeten zijn van de welwillendheid van werkgevers: ‘Als je wilt dat iedere student een vergoeding krijgt, zijn er duidelijke afspraken nodig.’