Al jaren wil een deel van de Nederlandse universiteiten promovendi aanstellen als student in plaats van als werknemer. Ze hoeven hun dan geen salaris te betalen en kunnen volstaan met een studiebeurs. Dat scheelt veel geld aan pensioenlasten en sociale premies.
Maar keer op keer floot de rechter hen terug. Met het schrijven van hun proefschrift verrichten promovendi arbeid voor de universiteit, stelden de rechters in het verleden. Dus waren promovendi werknemers en geen studenten. Ook al waren de promovendi akkoord gegaan met een studiebeurs, de feitelijke arbeidsomstandigheden gaven de doorslag.
De universiteiten voerden een stevige lobby, maar de promovendi en vakbonden ook. In de politiek ligt het onderwerp gevoelig. De VVD wil naar buitenlands voorbeeld promotiestudenten mogelijk maken, terwijl de PvdA liever wil dat zij de werknemerstatus behouden.
Het huidige kabinet stond op het punt de wet wijzigen, zodat universiteiten niet alleen werknemerpromovendi, maar ook studentpromovendi zouden kunnen aanstellen. Maar na harde kritiek van de Raad van State zag PvdA-minister Bussemaker daar alsnog van af. Universiteiten zouden de komende jaren slechts mogen ‘experimenteren’ met promotiestudenten.
Dit experiment is plotseling achterhaald door de juridische werkelijkheid, nu het gerechtshof in Leeuwarden de Rijksuniversiteit Groningen alsnog in het gelijk heeft gesteld. In 2009 ging de universiteit nog onderuit bij de kantonrechter in een zaak die bursalen met steun van vakbond Abvakabo FNV hadden aangespannen.
Weliswaar vindt het hof net als eerdere rechters dat promovendi arbeid verrichten, maar dat geeft deze keer niet de doorslag. De promovendi en de universiteit hebben bij aanvang van het promotietraject afspraken gemaakt over de opleiding en de studiebeurs, benadrukt de rechter nu. Beurspromovendi moeten weliswaar naar bepaalde bijeenkomsten komen voor hun opleiding, maar hebben verder geen aanwezigheidsplicht. Ze worden niet ingeroosterd en hebben geen vaste werkplek. Ze mogen werken waar ze willen.
Bovendien krijgen bursalen de vrije keuze in het onderwerp van hun promotie en ligt het auteursrecht van hun proefschrift bij henzelf. Dit verschilt van promotieplaatsen voor specifieke projecten, waarvoor de universiteit een gerichte advertentie zet. Ook zijn bursalen niet verplicht onderwijs te geven; dat ze het toch doen, zelfs op aanraden van hun promotor, maakt hen volgens de rechter nog geen werknemers.
Tegenstanders van het bursalenstelsel zijn bang dat promoveren minder aantrekkelijk wordt voor talentvolle jongeren. We lopen niet achter op het buitenland, we lopen juist voorop, stellen ze. Het niveau van de Nederlandse promotie is niet voor niets zo hoog.
Maar voorstanders vinden dat er in Nederland te weinig mensen promoveren. Het zouden er veel meer kunnen zijn, als promotieplaatsen goedkoper worden. Volgens hen is de promotie gewoon de ‘derde cyclus’, na de bachelor- en masteropleiding.