Arjen Hoekstra: Eén miljard mensen heeft geen goede watervoorziening.’ (Foto: Gijs van Ouwerkerk)
Ons dagelijks brood kost veel water. Heel erg veel zelfs, laat professor. Arjen Hoekstra weten. Douchen, afwassen, koffie zetten en andere directe vormen van watergebruik dragen slechts voor twee procent bij aan ons totale verbruik van water. Het gros zit in de producten die we gebruiken en consumeren. Daarvan is voeding veruit de grootste slokop.
Hoekstra is voorzitter van de wetenschappelijke programmaraad van het Twente Water Centre dat naar zijn schatting zo’n honderd onderzoekers telt, verspreid over de faculteiten CTW, MB en het ITC. Het onderzoekswerk van het centrum, ingebed in het Institute of Governance Studies (IGS), is in hoge mate multidisciplinair. ‘Belangrijke vakgebieden voor ons zijn hydrologie, economie en bestuurskunde.’ In het meest recente onderzoek naar de watervoetafdruk van dierlijke en plantaardige eiwitten waren ook life cycle analysesen milieukundige inzichten belangrijk, aldus de professor Waterbeheer.
Dat werk leverde in de eerste plaats heldere en inzichtelijke cijfers op. Voor het verkrijgen van een kilo rundvlees is 15.000 liter water nodig, varkensvlees zit op 6.000 liter en kip op 4.300. Peulvruchten (4.000 liter) en soja (2.100 liter) kennen ook een flinke waterbehoefte maar de hoeveelheden liggen flink lager. Omgerekend heeft vlees per gram eiwit anderhalf tot zes keer meer water nodig dan peulvruchten. Per calorie gerekend scoort rundvlees twintig keer hoger dan graan of aardappelen.
Hoekstra: ‘Doordat we de hele productieketen hebben geanalyseerd en ook rekening hebben gehouden met het type voer en de herkomst ervan, konden we tot deze nauwkeurige schattingen komen. Cijfers over zoetwatergebruik zouden moeten worden meegenomen in politieke afwegingen. Natuurlijk blijven energieverbruik, dierenwelzijn en klimaat belangrijk bij de keuzen in voedselvraagstukken, maar water hoort daar wel bij.’
Het is een internationaal thema waar veel leed uit voortkomt. Eén miljard mensen heeft geen goede watervoorziening. De voedselzekerheid is in veel landen in gevaar door watertekorten. Dit onderzoek laat nogmaals overduidelijk zien dat onze eigen consumptie hieraan gerelateerd is. Het meeste voedsel en veel veevoeder wordt geïmporteerd uit waterschaarse gebieden.
Met de methodiek van het Twentse watercentrum vergeleek men bovendien intensieve veehouderij met gemengde bedrijfsvoering en extensieve veeteelt. Bij de analyses werd het type waterverbruik opgesplitst. De koeien van de intensieve veehouders vreten weliswaar minder om tot een zelfde hoeveelheid vlees te komen, maar hun beslag op het water is groter, ook tot Hoekstra’s eigen verbazing. ‘Voor het verbouwen van de granen is meer water en kunstmest nodig dan voor grazende koeien.’
De veevoeders in de intensieve sector verbouwt men vaak in gebieden waar het water schaars is, met als gevolg ecologische onbalans, bijvoorbeeld in de vorm van uitdrogende rivieren en dalende grondwaterstanden. ‘Daar merk je hier natuurlijk niks van. Voor de consument is het bijna ondoenlijk dat mee te wegen in het dagelijkse consumptie- en boodschappenpatroon.’
Bezorgd is Hoekstra over de milieueffecten van de toenemende welvaart in ontwikkelende landen. Daar went men snel aan het consumptiepatroon van de moderne westerling. Die heeft per dag zo’n 3.600 liter water nodig voor zijn dierlijke en plantaardige calorieën. Een rijke vegetariër zit op ongeveer 2.300 liter per dag. In ontwikkelingslanden, waar de calorie-inname flink lager ligt, is het waterbeslag gemiddeld 2.050 liter per dag. Wie daar een vegetarisch dieet volgt, verbruikt slechts 1.750 liter per dag voor de dagelijkse kost. ‘Als men in ontwikkelingslanden ook nog eens overschakelt op intensieve veehouderij, telt dat dubbel aan’, zegt Hoekstra. ‘Een westers consumptie- en productiepatroon is op wereldschaal onmogelijk. En die les is even relevant voor ons als voor de ontwikkelende landen.’
De succesvolle methodiek en de opgebouwde databases van het Watercentrum staan aan de wieg van de internationale ontwikkeling van de waterfootprint-standaard. Die wordt vanuit Twente getrokken. De modellen krijgen belangstelling vanuit het bedrijfsleven. Zo heeft het Watercentrum intensief contact met bedrijven als Unilever, Nestlé, Coca Cola (suikers), Heineken (gerst) en C&A (katoen).
Hoekstra: ‘Enerzijds nemen zij duurzaamheid serieuzer dan menigeen denkt, maar natuurlijk speelt ook de toekomstige onzekerheid voor het vergaren van grondstoffen, zoals suiker en katoen, een rol. Met onze manier van werken proberen ze op lange termijn hun supply chainte beheersen. De activiteiten zijn ondergebracht in een Stichting waarvan ik één dag in de week wetenschappelijk directeur ben. Het is dan wel geen bedrijf, maar het is wel een spin-off van de UT.
Egbert van Hattem