‘We doen al heel veel met drones’, zegt Stramigioli over zijn vakgroep Robotics and Mechatronics. ‘Het testen vindt vooral indoor plaats, in ons eigen lab en in het SmartXP-lab (in de Zilverling, red.). Space53 is een unieke mogelijkheid om onze ideeën outdoor te testen.’
Robird
Volgens Stramigioli is het nu zaak om de infrastructuur op de vliegbasis goed neer te zetten. Daarbij denkt hij onder andere aan windmolens, waarbij drones onderhoud kunnen plegen aan de windbladen. Daarnaast noemt Stramigioli ‘de unieke faciliteit naast de deur’ een uitgelezen plek voor bijvoorbeeld UT-spin-off Clear Flight Solutions van Space53-medeoprichter Nico Nijenhuis om hun Robird verder te testen.
Er wordt namelijk nog flink geschaafd aan de wetgeving rondom drones, vandaar dat Stramigioli ook zo blij is met de testlocatie die volgens hem complete vrijheid biedt. Zo is op 1 juli de minidrone-regeling ingegaan, voor beroepsmatig vliegen met drones, die dan tot 50 meter hoogte mogen vliegen. Wel pas nádat de piloot een theorie-examen heeft gedaan en de drone gecertificeerd is.
‘Positie beter benutten’
Hoewel Stramigioli blij is met de testlocatie, is hij allerminst tevreden met de zichtbaarheid van het onderzoek erachter. Schrijnend vindt hij bijvoorbeeld dat de UT in een bijzin vernoemd wordt op de website van Space53. ‘We moeten onze geografische positie beter benutten, laten zien wat hier gebeurt’, zegt Stramigioli.
Hij vervolgt: ‘In 2008 ben ik gestart met het LEO Center for Service Robotics. Dat heeft nooit de aandacht gekregen die mogelijk was. Nu worden de mogelijkheden door iedereen gezien en is er ineens veel geld beschikbaar.’ Zo noemt Stramigioli de TU Delft, die veel geld investeert in droneonderzoek. ‘We hadden mijlenver voor kunnen lopen’, verzucht hij. ‘Nu lopen we risico dat we als universiteit achter de feiten aan gaan lopen.’
Leiderschap tonen
Maar het is nog niet te laat, vindt Stramigioli. ‘Het feit dat deze testlocatie er nu is, is zeker een succes te noemen. Het is een goed initiatief, maar nu is er daadkracht nodig. Het is tijd voor de UT om leiderschap te tonen.’
