Jan, je bent veertig jaar in dienst als rijksambtenaar. Hoe ben je op de UT terechtgekomen?
‘Eigenlijk al als tienjarige jongen. Mijn vader werkte op de Technische Hogeschool Twente als gebouwbeheerder bij werktuigbouwkunde. In die jaren was het verplicht voor de gebouwbeheerder om op de campus te wonen. Zodoende zijn we van Hengelo naar de medewerkerswoningen bij de Achterhorst verhuisd. Ik heb een perfecte jeugd gehad op de campus. Ik kon hutten bouwen, spelen en in de zomer gingen we naar het zwembad.’
Wanneer ben je als werknemer op de campus begonnen?
‘Als dertienjarige jongen begon ik met vakantiewerk in de Bastille. Daar heb ik de beginselen van het koksvak geleerd. Na mijn tijd als leerlingkok op de campus, heb ik in verschillende Twentse restaurants gewerkt. Toen ze op de campus een eerste restaurantskok zochten, heb ik gesolliciteerd en ben ik aangenomen.’
Hoe was het werk als kok?
‘In de keuken had je de chef-kok, souschef en mijn functie: de eerste restaurantkok. Ik had twee koksleerlingen onder mij. Daarmee moesten we de klus zien te klaren. Eigenlijk kookte ik waar het druk was. Vroeger aten er 1200 tot 1300 mensen op de mensa. Ook waren er meer congressen en symposia. Er wordt, wat dat betreft, nu meer op de centen gekeken.’
Nu werk je op het reserveringsbureau. Hoe ben je daar terechtgekomen?
‘Iets voor de eeuwwisseling kreeg ik fysieke problemen. Toen ben ik geswitcht van keuken naar kantoor. Nu verkoop ik wat ik vroeger maakte. Hoewel de functie tegenwoordig meer allround is. We verzorgen nog steeds de catering, maar verhuren bijvoorbeeld ook de blokhutten. Dat maakt het werk heel afwisselend.’
Sta je nog weleens in de keuken?
‘Zeker, want die passie voor koken is nooit weggeweest. Op zondag, als ik de tijd heb, sta ik regelmatig in de keuken. Dat is mijn ding. Dan vraag ik aan de familie: waar hebben jullie zin in? Of ik probeer eens wat van 24Kitchen. Ik ben wel bourgondisch ingesteld. Een hapje, een drankje en gezelligheid. Het zit in de familie, want ook mijn kinderen koken graag.’
Verliefd, verloofd, getrouwd?
‘Nog steeds verliefd op, en getrouwd met Wilma. We hebben samen twee kinderen: Jeroen en Marloes. Ze zitten allebei op Saxion en mijn vrouw werkt daar ook. Mijn dochter is in mijn voetsporen getreden: zij doet Facility Management. Ze heeft in een heel chique hotel in hartje Londen stage gelopen.’
Wat doe je verder ter ontspanning?
‘Af en toe lezen. Tomas Ross vind ik interessant. Beetje waarheid en fictie door elkaar. Ook de avonturenboeken van Wilbur Smith vind ik mooi. En Netflix natuurlijk, dat is dodelijk. Mijn vrouw en ik zitten vaak te kijken en dan zeggen we: zullen we er nog ééntje doen? En zullen we dan ook nog één glaasje wijn nemen? Ongemerkt wordt het dan laat. De serie Peaky Blinders is mijn favoriet.’
Wat is je favoriete vakantieland?
‘Afgelopen twee keer zijn we naar Italië geweest en hebben we daar een rondreis gemaakt. Het ultieme vakantiegevoel is ’s avonds op een terrasje met een glas wijn. Toen de kinderen klein waren, hebben we veel gekampeerd. Maar met z’n tweeën ga je toch op een ander soort vakantie.’
Wat voor muziek hoort daarbij?
‘Misschien lach je me uit, maar ik houd van Ibiza-trance. Beetje Armin van Buuren. Dat heb ik van mijn zoon.’
Tot slot: wat is het mooiste plekje op de campus?
‘Het Torentje van Drienerlo blijft mooi. En het uitzicht van de bovenste verdieping van de Horsttoren. Ik kan mij herinneren, in de tijd dat mijn vader gebouwbeheerder was, dat wij als gezin met oud en nieuw naar boven gingen. Dat gaf een prachtig uitzicht over het vuurwerk van de stad.’