Hoe ben je bij de UT terecht gekomen?
‘Dat is een lang verhaal. Ik heb hiervoor bij de technische dienst van de AKI gewerkt. Die studenten maakten de mooiste creaties, en ik mocht helpen om tentoonstellingen in te richten. Door persoonlijke omstandigheden moest ik een switch maken. Helemaal onbekend terrein was het niet; de UT heeft een van de oude AKI-gebouwen overgenomen. Dat is nu het TechMed-Centre. Toch mis ik het dagelijks contact met de studenten. Die houden je bij de tijd. Maar de reden dat ik überhaupt bij een technische dienst loop is dat ik rugproblemen heb dankzij mijn eerdere werk als metselaar en tegelzetter.’
Metselaar en tegelzetter?
‘Jazeker. Ik wilde mijn hele leven al met mijn handen werken, liefst in de bouw. Maar toen ik jong was hoorde dat niet, als je een meisje was. En omdat ik goed kon leren, werd ik geacht iets met mijn hoofd te doen. Ik was behoorlijk sportief, dus kwam ik terecht bij het CIOS in Arnhem, opleidingsinstituut voor sportcoaches en fysiotherapeuten. Maar dat bleek toch niet wat voor mij.’
‘Ik zag een vacature voor tegelzetter bij een bouwbedrijf in Almelo en reageerde. Daar bleek het helemaal geen probleem te zijn dat ik een vrouw was. Ik kreeg een opleiding tegelzetten aangeboden en mocht met bomen van kerels mee de bouwput in en de steiger op. Vanuit niets een huis helpen neerzetten, prachtig vond ik dat. Ik heb nog op de oude manier leren tegelzetten: rechtstreeks in het beton.’
Wat vind je leuk aan je werk op de UT en wat zie je liever anders?
‘Cliché, maar geen dag is hier hetzelfde. Als medewerker technische dienst ben ik verantwoordelijk voor onderhoud van de gebouwen. Ik voer kleine reparaties uit, verbouw soms kamers, ik installeer machines en inspecteer of alles nog goed werkt. Als er ergens de stroom uitvalt, ben ik er om het te fiksen, bijvoorbeeld.’
‘Het is fijn dat je alle vrijheid krijgt om een globaal plan te maken van wat je in de week wilt doen, maar er gebeurt zo veel tussendoor dat je flexibel moet blijven. Net nog moest ik bijspringen omdat iemand ergens een beamer niet aan de praat kreeg.’
‘Ik vind het leuk om dingen voor anderen op te lossen en help graag mensen met praktische vragen. Mijn neefje en nichtje zeggen altijd: ‘Als tante Karin het niet kan maken, kan niemand het.’ Toch zou ik het wel fijn vinden als we meer zelf mochten beslissen. We weten zelf wel wat er moet gebeuren, de dienst Campus & Facility Management mag ons daar best wat meer in vertrouwen. Als ik zie dat er een muur gesaust moet worden, is het toch veel sneller gefikst als ik het zelf regel dan dat het weken blijft liggen omdat er een bedrijf voor ingeschakeld moet worden?’
‘Door de bezuinigingen heb ik ook ineens het beheer van drie gebouwen gekregen. Dat krijg ik niet altijd even goed rond. Daardoor blijven simpele klussen soms liggen.’
Wat wil je je collega’s meegeven?
‘Je weet nog niet half wat wij hier allemaal regelen. Toch bekruipt ons bij de technische dienst nog weleens het gevoel dat we voor lief worden genomen. Dan gaat men ervan uit dat het wel even geregeld wordt en liefst zo snel mogelijk. Dat wordt het uiteindelijk ook wel, maar ik zeg vaak: ‘We helpen je graag, maar dat gaat niet altijd op stel en sprong.’
‘Het tweede punt is dat mensen me soms wat te direct vinden. Dat is mijn aard. Ik kan niet liegen en zeg waar het op staat. Ik snap dat dat soms wat confronterend kan zijn, maar zo weet iedereen meteen waar je aan toe bent en kunnen we verder. Het is niet persoonlijk bedoeld.’
Wat weten je collega’s nog niet over jou?
‘Je zou het me misschien niet geven, maar ik heb het in seizoen 1988/89 geschopt tot rechtsbuiten in het Nederlands Vrouwenelftal. Voetbal, het gevecht om de bal, vind ik een fantastisch, tactisch spel.’
‘Daarnaast ben ik fervent gamer. Ik maak pubers online in met Call of Duty. Het houdt je scherp. Helemaal leuk is het als ze dan merken dat ze ingemaakt worden door een vrouw van 54. Dan zeggen ze: ‘Ik wou dat ik zo’n coole moeder had.’ Ik speel ook veel Fortnite met mijn neefje, die laat er zijn vriendjes voor zitten.’
Wat doe je voor je ontspanning?
‘Het liefst ga ik erop uit met mijn Honda Shadow uit ’91. Een oude motor, maar ik kom ermee waar ik wil. En er valt ook nog wat aan te sleutelen, dat doe ik allemaal zelf ja. Ik heb er ook eigenhandig de navigatie ingebouwd. Je kunt mij vaak aan de kust vinden. Lekker in m’n eentje uitwaaien, heerlijk. Muziek van ABBA of andere disco-achtige muziek uit de jaren ’60, ’70 of ’80 op de oortjes, lekker mee blèren. Niemand die je hoort.’
‘Buiten de seizoenen om is het lekker rustig rond Zandvoort bijvoorbeeld. De Amsterdamse Waterleiding is een prachtig natuurgebied. Soms zie je daar herten, reeën en vossen. Geweldig.’
‘Verder heb ik een groot opzetzwembad. Als het een beetje voorjaar begint te worden, gaat het de tuin weer in. Daar kan ik goed in ontspannen. Ik heb het niet zo snel koud nee, dat is een kwestie van gewenning, zeg ik altijd.’
Heb je huisdieren?
‘Ja, een hond en een kat. Laika is mijn twaalfjarige heidewachtel. Ze is genoemd naar de eerste hond in de ruimte. Gizmo de kat vond ik lijken op het hoofdkaraktertje uit de film Gremlins.’
Waar ben je over vijf jaar?
‘Dan woon ik aan de kust. Waar precies, maakt me niet uit. Gizmo houdt het nog wel even uit, maar tegen die tijd moet ik denk ik op zoek naar een nieuwe hond. Laika begint al oud te worden, helaas.’
Wat is je levensmotto?
‘Pluk de dag’ vind ik zo vanzelfsprekend. Dat doe je al als je besluit je bed uit te komen. Op mijn WhatsApp heb ik een uitspraak van de Deense filosoof Søren Kierkegaard: ‘Life can only be understood backwards, but it must be lived forwards.’