'Zoals elke goede wetenschapper zal beamen: meten is weten! Toch? Wat ook elke wetenschapper weet: ontwikkel een instrument en het zal voor de verkeerde doeleinden gebruikt worden. Dat geldt voor het vuur, het buskruit, de atoombom, en wat al niet meer. Helemaal rampzalig wordt het als zulke instrumenten in verkeerde handen vallen, dan helemaal lijkt misbruik verzekerd.
Zo is in wetenschappelijk publicatieland een paar jaar geleden de h-index ontwikkeld. Het geeft het aantal publicaties van iemand weer die ook minimaal met hetzelfde aantal geciteerd worden. Het geeft een simpele methode weer om iets te weten te komen over hoe productief iemand is en hoe vaak iemand geciteerd wordt. Het probeert dus iets weer te geven van iemands wetenschappelijke productiviteit, zowel kwantitatief als kwalitatief. Niks mis mee zou je zeggen. Maar o wee als het in handen van bestuurders valt, want dan heeft het de potentie van een moordwapen met de precisie van een geblinddoekte scherpschutter! Opeens is het een tool om iemands ontwikkeling te meten, om vergelijkingen met anderen in andere vakgebieden te maken, om promoties op te baseren; tenure, opslag en ontslag.
En dat terwijl de wetenschappers die de tool ontwikkelden waarschuwen voor onvergelijkbaarheid tussen vakgebieden, afhankelijkheid van leeftijd (vandaar de al gebezigde Engelse uitspraak "age-index"), meegaan met sexy trends, het schrijven van veel reviews, en legio andere zaken die een niet-bedoelde invloed hebben op de h-index.
Ja, maar meten is toch weten? En dat geldt toch ook voor bestuurders? Hoe moeten ze anders aan "harde getallen" komen? Want hoewel managen geen harde science is, wordt wel meer en meer in getallen gevangen, en op die manier door controllers beheerst. En boekhouders bepalen tegenwoordig het succes van een organisatie. Je mag niet verwachten dat iedereen een promotie gaat doen om al die instrumenten te begrijpen en zinvol te leren gebruiken, daarom moeten ze vooral simpel zijn en sexy klinken. En dus worden we meer en meer beheerst door lijstjes en rankings, van opleidingen, nee zelfs van hele instellingen, gevangen in een enkel getal dat met wiskundige precisie onze plaats in de wereldtombola van succes moet bepalen. Want daar draait het uiteindelijk om: succes, de beste zijn, dat expliciet kunnen meten en uitdragen om zo de pikorde te kunnen vaststellen.
Rankings zijn nog vrij onschuldig. Daar zijn er tegenwoordig zoveel van dat elke instelling dat lijstje kiest waarop ze zelf het hoogst staat. En als het je als bestuur niet aanstaat, dan begin je gewoon je eigen lijstje (kijk maar naar Leiden), want dan kun je meteen ook mooi je eigen spelregels vaststellen. Heb je daar geen zin in, wacht dan gewoon tot volgend jaar, en de toto begint weer opnieuw; nieuwe ronde, nieuwe kansen!
Kwalijker is dat zulke instrumenten gebruikt worden om persoonlijke beslissingen te nemen. Iemands wetenschappelijk succes wordt gemeten met bijvoorbeeld de h-index. Het succes van de volgende grant wordt door NWO en zijn reviewers mede bepaald door deze h-index. Iemand krijgt alleen tenure aan de universiteit als hij/zij die Vidi/Vici bij NWO binnenhaalt, en zo is de cirkel rond. Iemands werk en deskundigheid worden hiermee gereduceerd tot een enkel getal, en daarmee wordt de persoon zelf een nummer.
Wanneer kunnen we managers, bestuurders en politici ervan overtuigen dat al die eendimensionale meterij met h-indices, rankings, KPI's en wat al niet meer, zinloos is? Dat het niet beter is dan de oudste vorm van meten die er bestaat, namelijk het meten van het mannelijk lid? Penismeten lijkt leuk en nuttig, maar zegt weinig over iemands potentie. Maar als wij, hier en nu aan de UT, gaan beginnen met een anti-revolutie tegen zulke praktijken, laten we dan ter herinnering hieraan op het “ground zero” van Checkpoint Charlie een obelisk oprichten, zo'n enorme eendimensionale fallus. Die steekt dan symbolisch de middelvinger op naar iedereen die nog eendimensionaal wil meten, en herinnert ons aan het feit dat de strijd tegen zinloos meten ooit hier begonnen was!'