Echt diepgaand taalbegrip
De crux zit hem m.i. in de taalbeheersing van studenten en docenten, en daarmee uiteindelijk in de kwaliteit die we studenten kunnen bieden in het onderwijs dat ze hier komen volgen. Ongeacht hoe goed iemands Engels is, een echt diepgaand taalbegrip, goede argumentatie, nuancering, etc. kunnen en moeten vanuit de moederstaal ontstaan en gevoed worden. Verbrugge merkt op dat die ontwikkeling primair in de ouderlijke omgeving en het voorbereidend onderwijs plaatsvindt. De hamvraag is of we er daarmee zijn, dat wil zeggen, zijn studenten dan voldoende taalkundig onderlegd om succesvol een opleiding af te ronden en de hen voorgespiegelde maatschappelijke rol naar behoren te kunnen spelen?
Abstractievermogen
Verbrugge merkt op dat er in het hoger onderwijs weinig gestructureerd vervolg meer gegeven wordt aan de taalontwikkeling van studenten. Deze is echter zeker ook voor de natuurwetenschappelijke en technische opleidingen van belang! Niet alleen omdat heel veel aspecten in de toekomstige banen van afgestudeerden draaien om communicatie, goede rapporten, overtuigingskracht, maar juist ook omdat inhoudelijke verdieping en ontwikkeling van het abstractievermogen gepaard gaan met de mate waarmee we over die inhoud kunnen praten, denken, concepten onder woorden kunnen brengen, etc. Natuurlijk zijn er verslagen en tentamens, maar hoe vaak corrigeren, bespreken en beoordelen we de taalvaardigheid, de kwaliteit van een betoog, de structuur van een verhaal? Als docent betrokken bij natuurwetenschappelijke opleidingen zie ik dat we dat wellicht een beetje doen bij het bachelorverslag, niet of nauwelijks daarvoor. Is dat erg?
Extra horde
Zolang het onderwijs in de moerstaal plaatsvindt gaat die ontwikkeling impliciet wél verder: docenten kunnen hun eigen, rijker ontwikkelde taal gebruiken, gevarieerder uitleggen, duidelijker nuanceren. Studenten pikken dat op, leren spelenderwijs net zo formuleren en kunnen in hun producten beter focussen op de inhoud en meer op de structuur en opbouw letten van hun verhaal. En daarmee kan ook de feedback erop door docenten weer sneller en gedetailleerder gegeven worden. Ik weet uit eigen ervaring dat een taalkundig gezien slecht verhaal vaak ook qua opbouw en structuur slecht is. Dat komt lang niet altijd omdat de betreffende persoon niet in staat is een goed verhaal te produceren, maar de extra horde die er bovenop komt als de taal niet de eigen taal is, blijkt voor velen een dusdanig complicerende factor te zijn dat ook de andere aspecten van het product eronder lijden.
Fingerspitzengefühl
Erger nog, en dat is misschien wel het belangrijkste argument: door jaren lang onderwezen te worden in een taalarmere omgeving – en dat is de situatie die we met een Engelstalige bachelor nu bewust dreigen op te zoeken ! – staat de eigen taalontwikkeling van de studenten al die tijd stil. We praten hier dus duidelijk niet over de kwaliteit van het Engels van docenten en studenten, zoals dat bijvoorbeeld gepeild wordt bij de beoordeling Engelsvaardigheid zoals die nu onder de UT-docenten gehouden wordt. Het gaat om ‘Fingerspitzengefühl’ of dat ‘gewisses Etwas’, om het maar in goed Nederlands te houden, datgene wat een docent extra mee kan geven dat maakt dat het begrip bij studenten zich verdiept, detailleert, nuanceert... De zeer weinige docenten voor wie het Engels de moerstaal is kunnen dit tekort nooit opvangen. Daardoor zullen de producten die studenten moeten leveren tijdens hun opleiding – en daarna! – niet meer de kwaliteit kunnen hebben als die van de huidige Nederlandstalige opleidingen. En daarmee wordt de Engelstalig afgestudeerde een taal- én kansarmere afgestudeerde.
Kortom: moeten de bachelor-opleidingen allemaal Engelstalig worden? I have there no words for…
Jurriaan Huskens