Ze heeft er inmiddels routine in. Klikken op de meeting, geluid en camera aan en daar is ze: de minister in haar werkkamer. Op gepaste afstand achter haar, op minstens anderhalve meter, zwaait haar woordvoerder naar de camera.
Zo doen talloze docenten en studenten dat ook elke dag. Noodgedwongen. Nederland is in een crisis van ongekende omvang beland, met een economie die overhoop ligt en onderwijs dat zichzelf opnieuw moet uitvinden.
Heeft deze crisis haar blik op het hoger onderwijs veranderd? ‘Het is moeilijk te zeggen of je anders naar de dingen gaat kijken’, zegt Ingrid van Engelshoven. ‘De werkelijkheid is nu gewoon heel anders.’
Het heeft vooral haar overtuigingen gesterkt, zegt ze. ‘Het onderwijs moet studenten succesvol naar een diploma leiden, maar het is heus niet zo erg als ze er iets meer tijd voor nemen. Daarom spreken we nu van studentsucces in plaats van studiesucces. In deze tijd zie je de noodzaak daarvan wel toenemen.’
Getorpedeerd studentenleven
Of neem het welzijn van studenten. Daar was ze allang mee bezig, zegt ze. ‘Maar er spelen nu heel andere vraagstukken dan vóór maart.’ Eerst ging het om stress en studiepunten, nu gaat het om een getorpedeerd studentenleven en de onzekere toekomst.
Vergeet niet waar we vandaan komen, zegt ze. ‘Voor de coronacrisis was de werkloosheid historisch laag: 2,9 procent. Wie studeerde kwam op een arbeidsmarkt met ongelooflijk goede baankansen. Dat is in een aantal sectoren dramatisch veranderd. Het perspectief ziet er anders uit en dat kleurt je leven als je jong bent. Ik kan me voorstellen dat het veel onzekerheid geeft.’
Horen we haar overhellen naar een andere mening over de basisbeurs en studieschulden? Het zou kunnen, want haar eigen partij heeft een voorstel gedaan om weer een soort basisbeurs in te voeren, mede om studenten meer zekerheid te geven.
‘Tienduizend euro voor 18-jarigen, dat is toch gek?’
Maar zij wil er nog niets van weten. ‘Die discussie over het leenstelsel is er een voor de verkiezingscampagnes en de formatietafel van het nieuwe kabinet. Ik moet wel zeggen dat je langzamerhand bizarre voorstellen ziet langskomen. Alle 18-jarigen tienduizend euro geven, zoals GroenLinks voorstelt: dat is toch gek? Je zult maar werkloze ouders met hoge schulden hebben en dan moeten uitleggen dat je die tienduizend euro voor je eigen toekomst nodig hebt. Of dit nu zo doordacht is, weet ik niet.’
Wat je ook doet…
Het volgende kabinet moet bepalen hoe het verdergaat. ‘Maar één ding wil ik wel zeggen: wat je ook doet met het leenstelsel: beter onderwijs was destijds een belofte aan de studenten. Blijf dus van het geld voor de kwaliteitsafspraken af. We wilden investeren in het hoger onderwijs en die urgentie is beslist niet minder.’
Maar ziet ze dan nog steeds geen problemen met het leenstelsel? Jawel, maar dan vooral in de overstap van mbo naar hbo, zegt ze. Steeds minder mbo’ers wagen de sprong naar het hoger onderwijs. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is over het algemeen goed, stelt de minister in een brief aan de Kamer, alleen voor deze groep werpt het leenstelsel een drempel op. ‘Dan kun je daar iets aan doen.’
En ze bedoelt niet: geef alle mbo’ers een basisbeurs als ze naar het hoger onderwijs gaan. Maar een beetje extra aanmoediging kan geen kwaad. Daarom wil ze – alleen voor mbo’ers! – het risico verkleinen. Sinds jaar en dag kunnen jongeren het studeren even een paar maanden uitproberen zonder al te veel risico. Als ze voor 1 februari stoppen, hoeven ze hun aanvullende beurs en ov-kaart niet terug te betalen. Wat haar betreft krijgen mbo’ers voortaan het hele eerste hbo-jaar de tijd. ‘Zo kunnen we heel gericht iets repareren.’
‘We kunnen heel gericht iets repareren voor mbo’ers’
De kosten daarvan zijn wel te overzien – en dan is zoiets ook in het huidige kabinet nog te regelen. Het mooie en frustrerende van de Nederlandse politiek is dat je altijd compromissen moet sluiten. Naarmate de verkiezingen dichterbij komen, wordt de spagaat tussen ‘minister’ en ‘partijpoliticus’ steeds meer voelbaar. ‘Daar hebben we in het kabinet afspraken over gemaakt’, glimlacht Van Engelshoven.
Campagne
Zij kan zich schrap zetten. Zeker in campagnetijd is het voor politieke tegenstanders makkelijk schieten: waarom zegt D66 opeens dat het helemaal anders moet in het hoger onderwijs, terwijl de partij zelf de minister van Onderwijs leverde? Kon Van Engelshoven dan niet aan de knoppen draaien?
Natuurlijk zou het hoger onderwijs er anders uit hebben gezien als D66 helemaal alleen aan het roer zat, antwoordt ze. ‘Dat snapt ook iedereen. Maar het veranderen van een stelsel kost gewoon tijd en we hebben stevige stappen gezet.’
Zo heeft dit kabinet afscheid genomen van het ‘rendementsdenken’, stelt ze. ‘We hebben echt een knop omgezet. Het is niet meer de bedoeling om studenten zo snel mogelijk door het systeem te jassen. We willen minder ‘afrekenen’ en meer naar de kwaliteit van het onderwijs kijken.’
Alles op alles
Ze wil ook graag dat het volgende kabinet meer geld aan het hoger onderwijs besteedt, zegt ze als D66-politicus. ‘We laten nu onderzoeken hoeveel geld het hoger onderwijs precies nodig heeft om zijn werk goed te doen. Ik wil alles op alles zetten om de basis te leggen voor een stabielere financiering van universiteiten en hogescholen.’
Minder afhankelijk van studentenaantallen, bedoelt ze. Met een stabiele financiering kunnen de onderwijsinstellingen iets doen aan de werkdruk bij docenten (‘die is echt te groot’) en kunnen kleine opleidingen (‘die vinden we belangrijk’) vaste grond onder de voeten krijgen. Ook onderwijsinstellingen in krimpregio’s, waar steeds minder studenten zullen zijn, hoeven dan niet meer te vrezen voor hun voortbestaan.
Waarom moet dat op het laatste moment? Ze had het best eerder willen doen, maar zoiets groots lukt gewoon niet in vier jaar, stelt ze. Ze kan alleen maar hopen dat de volgende regering deze lijn doorzet.
Betere financiering van het hoger onderwijs?
‘Zoiets groots lukt niet in vier jaar’
Terug naar die toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Keer op keer blijken bepaalde groepen studenten toch op achterstand te staan in het hoger onderwijs. Studenten van niet-westerse afkomst, studenten met een functiebeperking, studenten zonder hoogopgeleide ouders… als een opleiding bijvoorbeeld de instroom beperkt en studenten gaat selecteren, zijn deze groepen steevast in het nadeel.
Klopt, zegt de minister, en dat is ook een van de dingen die ze wil aanpakken. Opleidingen moeten zorgvuldiger gaan selecteren (‘Je moet heel goed kijken: zit hier een bias in?’) en ze mogen straks ook weer loten als ze willen.
Loting is dus terug van weggeweest. Maar waarom laat ze dit aan de opleidingen over, als ze zich hierover zorgen maakt? Waarom pleit de minister niet voor een landelijke loting bij grote opleidingen als geneeskunde?
Nee durven zeggen
‘Omdat je nogal een grote broek aantrekt als je zegt dat je als minister de waarheid in pacht hebt. Dat zou een miskenning zijn van de diversiteit in het land. Natuurlijk moet de politiek soms een landelijke beslissing nemen, maar daar moet je ook ‘nee’ tegen durven zeggen. Er kunnen heel goede gronden zijn om studenten te selecteren, maar we zien wel dat opleidingen er soms mee worstelen en ook dat sommige studenten zich laten afschrikken. Daarom maken we loting mogelijk.’
Je hoeft niet alles met iedereen te overleggen, zegt de minister, ‘maar je moet wel zorgen dat je draagvlak hebt’. Dat is volgens haar de kunst, ook in een crisis.
Neem nu die mondkapjes die studenten en medewerkers wel of niet moeten dragen in het hoger onderwijs. ‘Ik heb daar met de onderwijsinstellingen, studenten en vakbonden over gesproken. De vakbonden voelden wel iets voor een landelijke mondkapjesplicht, maar studenten en onderwijsinstellingen niet. Toen hebben we gezegd: we laten het aan de instellingen over.’
Mondkapjes? ‘Je ziet de publieke opinie kantelen’
Het leverde haar in de Tweede Kamer veel kritiek op. ‘En het is natuurlijk niet ideaal als een hogeschool en universiteit in dezelfde stad een ander beleid voeren. We zien inmiddels ook de publieke opinie kantelen. Daarom heb ik tegen de Tweede Kamer gezegd: ik neem het mee naar het kabinet. Dus ja, er is een goede kans dat er in het hoger onderwijs tóch een landelijk advies tot het dragen van mondkapjes komt, maar voor die tijd zullen de meeste instellingen al wel om zijn, vermoed ik.’
Flexbaan, dure woning
Maar mondkapjes zijn eigenlijk een klein onderwerp. Ze zullen de grote onzekerheid van studenten niet wegnemen, weet Van Engelshoven. Studenten hebben te maken met dure woningen, hoge studieschulden en weinig zekerheid op de arbeidsmarkt, wat de crisis allemaal verergert. Geen wonder dat ze dan weleens naar de minister kijken. ‘Studenten die nu vertraging oplopen bij het afstuderen, compenseren we daarvoor. Als de crisis langer duurt – en daar ziet het wel naar uit – dan gaan we daar opnieuw naar kijken.’ En het kabinet heeft ook bijna 400 miljoen uitgetrokken voor het bestrijden van onderwijsachterstanden (in het basis- en voortgezet onderwijs en het mbo).
Maar een deel van de onzekerheid is volgens haar nu eenmaal moeilijk weg te nemen. De toekomst is onzeker. Te veel mensen zijn kwetsbaar in een flexbaan en de overheid moet inderdaad de woningmarkt aanpakken.
Verwachten mensen te veel? ‘Nee, maar je moet ook eerlijk zijn: de politiek kan niet alle problemen oplossen. Studeren, in het mbo of het hoger onderwijs, is nog steeds de beste investering die je kunt doen. Als de arbeidsmarkt onzeker is geworden, praat daar dan over op je opleiding. Het is voor sommige studenten misschien verstandig om zich net iets anders te scholen: denk daarover na. Als je nu bijvoorbeeld een opleiding in de evenementensector volgt, is er dan een reële kans op een baan als je afstudeert? Zijn er misschien aanverwante sectoren waar je je vaardigheden wel kwijt kunt?’
Als ze er zo over denkt, wat zou de minister (die ook cultuur in haar portefeuille heeft) dan tegen studenten in de kunst en cultuur willen zeggen? ‘Er blijft altijd een ongelooflijke behoefte aan cultuur. Het is de zuurstof voor de samenleving. De kunstopleidingen laten al een beperkt aantal studenten toe. Maar voor iedereen is het verstandig je af te vragen: zie ik mijzelf daar nog een boterham in verdienen?’
Enorm risico
En zal de crisis de kansenongelijkheid vergroten? ‘Ja, daar moeten we heel eerlijk in zijn: dat risico is enorm. We weten dat mensen met een niet-westerse achtergrond het moeilijker hebben op een krappe arbeidsmarkt. Denk ook aan vrouwen en laaggeschoolden in flexbanen: die hebben het ook lastiger.’
Om die ongelijkheid in het hoger onderwijs binnen de perken te houden, heeft ze met de onderwijsinstellingen afgesproken dat ze goed op hun eerstejaars letten, met speciale aandacht voor kwetsbare studenten. ‘Voor hen kan het belangrijk zijn dat ze toch naar de hogeschool of universiteit komen om er rustig te studeren met een goede internetverbinding. Die ruimte hebben we altijd gegeven, omdat we zagen dat het belangrijk was.’
Want ze heeft weleens gezien hoe online onderwijs gaat. ‘Dan zie je soms broertjes en zusjes door het beeld rennen. Veel katten heb ik ook gezien, trouwens. Het is niet altijd ideaal om thuis te studeren.’
Geen wonder dat studenten onlangs op het Museumplein demonstreerden voor meer fysiek onderwijs. Zij zou instellingen toch aansporen om meer locaties te vinden? Er staan genoeg theaters en evenementenhallen leeg.
‘Je moet goed kijken wie er kwetsbaar zijn’
‘De mogelijkheden zijn vast nog niet uitgeput’, geeft ze toe. ‘Maar de instellingen werken er ook hard aan. Het levert allemaal vragen op. Hoe ga je om met de ruimte in het openbaar vervoer? Hoe pas je het rooster erop aan? Ik kreeg van iemand een foto toegestuurd van een tent waarin studenten tentamens kunnen maken, zodat het niet online hoeft. In Nijmegen gebruiken ze bijvoorbeeld de schouwburg, in Vlissingen een grote sporthal… Ik roep ertoe op, maar het moet wel lokaal gebeuren.’
En aan de andere kant: sommige studenten met een functiebeperking floreren in deze tijd, omdat ze veel meer thuis onderwijs kunnen volgen. ‘Neem mensen die last hebben van omgevingsruis. Zij kunnen nu rustig thuisblijven dankzij het online onderwijs.’
Dat is dan toch leerzaam, zegt ze. ‘De crisis leert ons dat je heel goed moet kijken wie er nu eigenlijk kwetsbaar zijn en iets meer hulp nodig hebben. Er zijn nu eenmaal grote verschillen.’