Aandacht voor het achterland
‘Ik denk dat de UT de laatste jaren druk is geweest met het aanhalen van haar internationale connecties, onder meer door buitenlandse studenten aan te trekken. Dit heeft naar mijn mening de regionale aandacht verwaarloosd. Uiteraard, je kunt niet op alle fronten even actief zijn, maar ik denk dat de universiteit zich meer had kunnen bekommeren om het regionale achterland. Om die reden is de universiteit immers ook ooit opgericht.’
Prettige omgeving voor talent
‘We zijn met Demcon onderdeel van het Kennispark. Ik deel de mening van anderen dat we veel meer een vuist kunnen maken als één gebied met universiteit, bedrijven en FC Twente. We moeten gezamenlijk proberen een prettige omgeving te creëren voor talent. Dat we dat talent nodig hebben en blijven hebben, staat buiten kijf. Ja, we staan als Twente qua aantrekkingskracht 3-0 achter ten opzichte van een regio als Amsterdam. Maar als we weten dat jongeren hier drie à vijf jaar studeren, dan kunnen we beter ons best doen om talent vervolgens te behouden. Als 20 procent van alle UT-alumni blijft hangen, doen we het goed.’
Gezamenlijke innovatiemotor
‘Het is ook aan ons om talent te halen, net zoals het de taak van de universiteit is om ze op te leiden. Daar doen we zelf veel voor. Er gaat geen week voorbij dat hier geen groep studenten over de werkvloer komt, dus met de bekendheid zit het in ons geval wel goed. Maar de link met Kennispark kan sterker, gezien onze locatie. Dit gebied is uniek in Nederland. In Eindhoven zitten bedrijven kilometers verwijderd van de universiteit. Hier zitten we op een steenworp afstand, maar we kunnen er veel meer een gezamenlijke innovatiemotor van maken. Dat proces gaat naar mijn idee veel te langzaam. Maar dat gevoel dat iets te traag gaat, bekruipt me als ondernemer sowieso al snel.’
Deeltijdhoogleraren
‘Met Demcon gaat het goed. We zijn op allerlei fronten actief: van defensie tot de medische industrie. Al bekijken we de economische ontwikkelingen met argusogen. We zijn geen ASML, dus we zijn niet groot genoeg om een grote stempel te drukken op het onderzoek van de universiteit. Maar we doen al steeds meer in het mede mogelijk maken van onderzoek. Op die manier kunnen we als bedrijf ook de vinger aan de pols houden waar de focus ligt op onderzoeksgebied. Ik zie het bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidstechnologie: de UT beweegt automatisch mee met maatschappelijke ontwikkelingen, maar je kunt op meer vlakken focus leggen en de krachten bundelen. Hoe? Wat ik mis, is een kritische massa aan deeltijdhoogleraren: experts die met één been in het bedrijfsleven staan als Chief Technical Officer en met één been in de academische wereld. Op die manier zwengel je publiek-private samenwerkingen aan, wat sowieso een probleem is in deze regio. Als ik op bijeenkomsten ben in Nederland over publiek-private onderzoeksprogramma’s, dan zie ik veel te weinig mensen uit Twente. Dus mijn advies, dat ik ook aan de rector gaf: versterk de verbondenheid met de lokale industrie en stel minimaal tien à twintig van deze deeltijdhoogleraren aan.’