Bij 315 UT-studenten was de psychische gesteldheid zo beroerd, dat ze afgelopen jaar aanklopten bij de studentpsychologen. Dat is meer dan één per dag, als we weekeinden en vakanties niet meerekenen. De problematiek op de campus is niet uniek. Onderzoek van hogeschool Windesheim laat zien dat studenten kampen met burn-out en depressie.
Het getal 315 zegt veel. Dit zijn de studenten die over de drempel zijn gestapt en zeiden: ik wil hier iets aan doen. Hoeveel jongvolwassenen op de campus die stap niet zetten, maar wel geestelijke nood ervaren is gissen. Het onlangs gepubliceerde actieplan van het netwerk Studentenwelzijn constateert dat studenten in het hoger onderwijs relatief veel gezondheidsklachten ervaren in vergelijking met niet-studerende leeftijdsgenoten.
De UT-psychologen wijzen op een combinatie van factoren. Deze lichting is opgeroeid met een picture perfect leven; geen generatie werd vaker op beeld en film vastgelegd. ‘Je voelt de drang om er beter uit te moeten zien’, aldus psycholoog Hans Feiertag. Daarnaast noemen de psychologen het leenstelsel en het Twents Onderwijsmodel (TOM), die veel op het bordje van de student leggen. De studenten moeten immers presteren. Een financiële tik ligt op de loer, een voortijdig afscheid van de universiteit ook.
Het hoger onderwijs is doordrongen van rendementsdenken: nominaal studeren is de norm. Landelijk krijgt dat vorm in het leenstelstel, op de campus in TOM. Hoofdelementen van TOM zijn de kleinschaligheid, het project-gestuurd leren en het bij de hand nemen van de student. De keerzijde: door de 15 EC alles-of-niets modules kunnen studenten het zich niet veroorloven even weg te zakken. De module is onverbiddelijk.
En daar wringt de schoen. De universiteit krijgt deze jongvolwassenen in een – voor sommigen – kwetsbare periode onder haar hoede. Ze komen net onder de ouderlijke vleugels vandaan en worden geacht hun leven en studie zelf in te richten. Als een mens het recht heeft om fouten te maken, dan heeft een jongvolwassene dat zeker.
Het actieplan Studentenwelzijn, dat in mei ook op de rol staat in de Uraad, is maar deels bemoedigend. Want het richt zich vrijwel geheel op ‘bewustzijn’ en ‘preventie’ van psychische problemen. De stap ervoor, namelijk het rendementsdenken en de focus op studiesucces, blijft onaangeroerd. Daarmee blijven we er vanuit gaan dat studenten een tik zullen oplopen, terwijl de aandacht zou moeten liggen bij net een beetje meer ruimte en lucht om een uitglijder te maken. De Uraad heeft in mei de kans om de menselijke maat boven het rendement te laten gaan.