Voor de twee keer in korte tijd lukte het de technische universiteiten (TU’s) niet om een nieuwe engineering-opleiding bij een brede universiteit te blokkeren. Vorig jaar tekenden de TU’s bezwaar aan tegen een master Mechanical Engineering in Groningen, en onlangs tegen een bachelor én een master in Maastricht. Het argument is dat de huidige opleidingen prima voorzien in de behoefte van de arbeidsmarkt, maar daar gaat de minister niet in mee. Ingenieurs zijn broodnodig in Nederland, vindt zij.
Hoe graag de TU’s dat ook willen, ze hebben en krijgen dus geen monopolie op ingenieursopleidingen. Buiten Wageningen, Eindhoven, Delft en Enschede, is Groningen al decennia een plek waar studenten de ingenieurstitel kunnen halen. De RUG zet volop in op bètatechniek. Elmer Sterken, toenmalig rector in Groningen, zei medio 2018 dat de nieuwe master past in de strategie om de RUG te profileren als ‘brede universiteit met technische studies’. Om dat uit te dragen, verscheen in het voorjaar van 2018 een Groningen Engineering-special van populairwetenschappelijk medium New Scientist.
De TU’s kunnen hun borst nat maken. Want ook de Maastrichtse faculteit Science and Engineering heeft toekomstplannen. Over een lijst met eventuele bachelor- en masteropleidingen zei decaan Thomas Cleij in het Maastrichtse universiteitsmedium Observant: ‘Het zijn ambities (…) maar we willen het onderwijsaanbod flink uitbreiden. Nu is het tijd voor E van Engineering. We willen een nieuw soort ingenieur opleiden, die niet geschoold is in één vakgebied, maar over de schutting van disciplines heen kan kijken.’
Deze Maastrichtse voornemens dateren nog van voor de tijd dat de commissie Van Rijn opperde om miljoenen te verschuiven van alfa en gamma naar bètatechniek. Voor de voorspelling dat andere brede universiteiten met een bètafaculteit kans zien om hun geldstroom op orde te houden, is geen glazen bol nodig. De UT moet zich, als high tech, human touch-universiteit, in het bijzonder zorgen maken. De Maastrichtse decaan spreekt over een ‘nieuw soort ingenieur’. Die lijkt verdacht veel op de Twentse T-shaped professional en de empathische ingenieur. En wat te denken van uitspraken in de Groningse Engineering-special als: ‘Iets kan technisch mogelijk zijn, maar mensen moeten het wel willen gebruiken’.
Alles wijst erop dat de technische universiteiten zich zorgen maken om deze ontwikkeling en om die reden hun juristen in de pen laten kruipen om bezwaren en verweren te schrijven. Dat ligt vooral op het niveau van de colleges van besturen, denkt de Maastrichtse decaan Thomas Cleij. Want hij wisselde conceptplannen uit met zijn collega-decanen. Bezwaren, die hoorde hij nooit. ‘Het lijkt erop dat niet de decanen, maar de colleges van bestuur hebben geprotesteerd, terwijl ze slecht geïnformeerd waren. De interne communicatie kan daar kennelijk een stuk beter.’
De UT staat sinds de jaren ’80 bekend als de ondernemende universiteit. De koppositie hield Enschede lang vast, maar andere universiteiten kopieerden en maakten zich het ondernemerschap ook eigen. High tech, human touch is net zo’n onderscheidend profiel. Maar wederom steekt concurrentie de kop op. Niet zozeer vanuit de samenwerkende technische universiteiten in de 4TU, maar vanuit brede universiteiten, die hun human touch verrijken met high tech.