De meesten van ons hebben niet in de gaten hoeveel ingenieurswerk er in gebruiksvoorwerpen zit. We zijn onafscheidelijk van onze smartphones, maar staan er niet bij stil dat iemand die dingen ook nog moet ontwerpen. ‘Het is een verborgen wereld,’ zegt Eric Klumperink. ‘Op tv zul je ook niet zo vaak een elektrotechnisch ingenieur aan het woord zien.’
Terwijl Klumperink telefonisch uitleg geeft over zijn onderzoek, zet een chip zijn stem om in digitale datapakketjes die via radiogolven de lucht in gaan. Niet alleen het telefoongesprek, maar ook radioprogramma’s, YouTube-filmpjes, e-mailberichten, bluetooth-signalen, kortom: alle draadloze communicatie vliegt ons ongemerkt via radiogolven om de oren.
Klumperink zoekt naar methoden om radiochips te ontwerpen waardoor deze draadloze communicatie nog sneller en goedkoper plaatsvindt. Dat begint met brainstormdiscussies, zegt hij. ‘We lezen of horen op conferenties wat er bestaat en dat triggert nieuwe ideeën. We beredeneren dan of een nieuw chipontwerp zou kunnen werken. Dat ontwerp stoppen we in computerprogramma’s en als de uitkomsten goed zijn, laten we een chip maken in een fabriek.’
Na een maand of drie is de chip klaar om eraan te meten. Dat is de spannendste fase. ‘Iets kan schitterend lijken in een computermodel en toch niet werken. Allerlei natuurkundige effecten kunnen we wel modelleren, maar je weet nooit zeker of het helemaal klopt.’
Ooit ontdekte een student bijvoorbeeld, dat de ruis in een transistor vermindert als deze hard wordt uit- en aangeschakeld. De computermodellen voorspelden dat niet. ‘Als de metingen niet kloppen met de berekeningen, doe je nieuwe ontdekkingen. Zulke verrassende wendingen zijn het leukst, hoewel het ook frustrerend kan zijn als je jaren later nog steeds niet weet waarom die stomme chip het niet doet.’
Klumperink mag dan alles weten over draadloze communicatie, communiceren over zijn onderzoek is andere koek. Het gaat hem goed af, moeiteloos schudt hij de voorbeelden uit zijn mouw om een herkenbaar beeld te schetsen voor zijn gesprekspartner. Maar de diepte ingaan blijft lastig, zeker tijdens een borrel. ‘Een term als ‘frequentie’ is voor veel mensen al te abstract. De impact van mijn onderzoek vinden de meesten interessanter. Er zijn ook wel mensen die bang zijn voor radiostraling vanwege allerlei verhalen die rondspoken op het internet. Mensen die niet zoveel begrijpen van het onderwerp, hebben daar dan vragen over.’
De publieke interesse in zijn vakgebied is sinds de jaren tachtig iets toegenomen. Dat merkt de onderzoeker aan de instroom van studenten. ‘Er zit veel werkgelegenheid en een mooie baan verborgen achter die technologie. Ik zie het als een leuke puzzel met chipcomponenten.'
Dat plezier deelt Klumperink graag met geestverwanten. Door met een selecte groep mensen nieuwe oplossingen te beoordelen op conferenties, ontstaan bijzondere vriendschappen. ‘Je vindt er een bepaald type persoonlijkheden met een bepaald soort humor. Het is lastig te beschrijven, een soort gedeelde subcultuur. We zeggen hier bijvoorbeeld: ‘Oei, het dreigt te gaan werken!’ Hoog tijd om de eisen op te schroeven.’