De gekste vraag die een leek haar ooit stelde, kwam van een journalist. Ze ontwikkelde een nieuwe technologie om met behulp van licht bloedwaarden te meten bij te vroeg geboren kinderen. ‘De journalist wilde weten of ik zelf misschien ook een te vroeg geboren kind had gehad,’ vertelt Nienke Bosschaart, universitair hoofddocent Biomedical Photonic Imaging. ‘Toen ik antwoordde dat dit niet het geval was, verdween meteen alle journalistieke interesse.’ Gelukkig reageren andere leken doorgaans wel enthousiast op haar werk. ‘Het is makkelijk uit te leggen waarom mijn onderzoek belangrijk is en bijna iedereen vindt babietjes leuk.’
Naast bloedanalyse heeft ook moedermelk haar wetenschappelijke interesse. Toen ze enkele jaren terug een congres over het onderwerp bezocht, raakte ze onder de indruk van alles wat al bekend is over borstvoeding. Ze besefte echter ook dat haar eigen vakgebied tot nu toe een belangrijk onderwerp links heeft laten liggen. ‘Als vrouwen problemen hebben bij het geven van borstvoeding, is het vaak doordat ze vermoeden dat het kind niet genoeg melk binnenkrijgt. Ik was erg verbaasd dat er nauwelijks technieken worden gebruikt om te meten wat er binnenin de borst gebeurt, terwijl er een groot scala is aan biomedische technologieën die hiervoor geschikt zijn.’
Bosschaart denkt onder meer aan de optische meetmethode die ze nu al voor de bloedmetingen ontwikkelt. Daarmee zou het mogelijk zijn om ter plaatse te meten hoeveel melk de borst verlaat. Waarom biomedisch technologen dit onderwerp niet eerder oppakten, weet ze niet. Wel heeft ze een vermoeden. ‘De meeste onderzoekers in mijn vakgebied zijn man, zeker als je hogerop kijkt.’ Slechts een op de vijf biomedisch technologen is vrouw.
Vóór het interview waarschuwt ze alvast: ze wil geen ongenuanceerde uitspraken in het artikel over de keuze tussen borst- en flesvoeding. Uit ervaring weet ze hoe hoog de emoties bij deze discussie kunnen oplopen. Is moedermelk de enige goede start van een kinderleven, of juist een hoop overbodig gedoe om niks bijzonders? De waarheid, denkt Bosschaart, ligt ergens in het midden. ‘Ook in de gezondheidszorg is de kwestie erg gepolariseerd. Moeders die problemen ondervinden bij borstvoeding kunnen de hulp inschakelen van lactatiekundigen. Hun doel is om samen met de moeder de borstvoeding te laten slagen, maar daarbij is flesvoeding soms echt een taboe. Terwijl ik denk dat het toch fijn is dat we ook nog een alternatief hebben.’
Hoe beladen het onderwerp is, merkt Bosschaart ook bij het zoeken van onderzoekspartners. Voor de toewijzing van onderzoekssubsidies is samenwerking met de industrie een vereiste, maar niet alle mogelijke partners willen met iedereen samenwerken. ‘Als ik zou samenwerken met een kunstvoedingsmerk, zouden sommige lactatiekundigen niet meer meewerken. Gelukkig heb ik nu een fabrikant van kolfapparaten en tepelhoedjes gevonden, want de samenwerking met lactatiekundigen vind ik erg belangrijk.’
Ooit zou ze graag een onderzoekscentrum voor borstvoeding oprichten, waar biomedisch technologen samenwerken met lactatiekundigen, voedingswetenschappers en neonatologen. ‘We hebben nu twee grote onderzoeksaanvragen voor niet-invasieve meetmethoden lopen. Als die gehonoreerd worden, kunnen we echt mooie imaging technologieën ontwikkelen. En als die er eenmaal zijn, wil je ze natuurlijk ook toepassen.’