Eén van de workshopleiders is Esther Schopman. Ze is aangenaam verrast over het aantal aanmeldingen deze avond. ‘We hebben maar net genoeg stoelen’, glimlacht ze. Als alle geïnteresseerden een plaatsje hebben, legt Schopman uit waar haar passie voor het carillon vandaan komt.
‘Ruim dertig jaar geleden liep ik hier als student over de campus toen ik de klanken van het carillon hoorde. Ik was nieuwsgierig en beklom de stalen toren’, begint ze. Veel studenten lijken zich in haar verhaal te kunnen vinden. Ze laten weten ook al de toren hebben te willen beklimmen. ‘Bovenin opende ik het luik en zag ik Hylke spelen. Ik wist meteen: dat wil ik ook’, vertelt de UT-alumna.
Collega Hylke Banning, eveneens UT-alumnus én beiaardier in de Oldenzaalse Plechelmusbasiliek, is de tweede workshopleider. De twee zijn sinds hun ontmoeting al jaren goede vrienden. Ze spelen regelmatig samen als beiaardduo. Waarschijnlijk is er in de omgeving dan ook geen beter duo te vinden om de passie en liefde voor het campuscarillon op een avond als deze over te brengen.
Een klein stukje geschiedenis
De studenten luisteren geïnteresseerd naar Bannings uitleg over de geschiedenis van klokken. Enthousiast laat hij door middel van een video zien hoe klokken worden gegoten. ‘Een erg arbeidsintensieve manier, die ouderwetse methode van klokken gieten. Maar, wel de mooiste’, verzucht hij. De studenten knikken eenstemmig.
Schopman neemt het over van Banning en vertelt over de campusbeiaard. De door Gerrit Rietveld ontworpen toren was een geschenk vanuit de verschillende gemeenten uit de regio Twente-Oost-Gelderland. Bijzonder is dan ook dat elk van de klokken de naam draagt van één van de gemeenten.
Wanneer Schopman uitlegt dat er vroeger lessen carillon werden gegeven op de UT, kijken veel studenten hoopvol. ‘Hopelijk is deze workshop aanleiding voor de UT om dat weer te doen’, hoopt ook student Peter van der Wal. Hij is al sinds zijn eerste studiejaar geïnteresseerd in het carillon en wilde toen al weten of er nog lessen waren. Helaas is dat al een jaar of tien niet meer. De Carillonkring bestaat niet meer. ‘Te weinig animo’, legt de workshopleider uit. ‘Maar’, vervolgt ze, ‘met zoveel nieuwe interesse vanuit de studenten kan daar verandering in komen.’
Tijd om te spelen
Na de theorie is het tijd voor de praktijk. De groep studenten wordt in tweeën gesplitst. De ene groep gaat alvast de toren op, en de andere de studio in. Daar wordt geluisterd naar hoe de beiaardier het carillon bespeelt. Na de laatste slagen stelt hij voor dat de studenten het zelf proberen. Veel van hen zijn wat huiverig. Niet zo gek aangezien geen van hen ervaring heeft. Langzaam komen de studenten toch wat los en spelen ze één voor één op het carillon. Banning wijst de noten aan en zingt zachtjes mee. ‘Perfect’, zegt hij, als een student spontaan een stuk van Chopin speelt.
De toren op
Wanneer alle studenten hebben gespeeld, is het tijd om de toren op te gaan. In het maanlicht klimmen de studenten de ijzeren trap op. Ondertussen vertelt de beiaardier over zijn favoriete componist. Hij legt uit dat stukken speciaal geschreven voor het carillon favoriet zijn. ‘Geert D’hollander schrijft prachtige stukken’, zegt hij met een glimlach.
De toren beweegt nauwelijks, hoewel er toch flink wat wind staat. Pas helemaal bovenin, wanneer Banning begint te spelen, lijkt de toren mee te bewegen met de muziek. De studenten volgen. Eén voor één bespelen ze trots het carillon. De rest kijkt geïnteresseerd toe. De beiaardier spoort ze aan niet nerveus te zijn en het gewoon eens te proberen. ‘Dit is geen examen’, stelt hij ze gerust. ‘Nog niet’, grapt een student.
Het kleine hokje in de toren verraadt dat hier nog nauwelijks op het carillon wordt gespeeld. De witte en rode verf is afgebladderd, het klavier heeft vochtschade en de deur beneden naar de trap kraakt. Gelukkig heeft het er alle schijn van dat oude tijden zullen herleven. Want over één ding zijn de beiaardiers en de studenten het roerend eens: de Carillonkring moet terug.