TIEN GEBODEN
In deze serie interviewt U-Today verschillende UT’ers over hun werk, leven, passies en twijfels. Dit losjes en associërend aan de hand van de tien geboden, de leefregels die God via Mozes aan de mensheid gaf. Deze serie is geïnspireerd op de langlopende Trouw-reeks van Arjan Visser.
‘Ik geloof niet in een god en ga ook niet naar de kerk. Voor mij geldt: geloof in jezelf en in de mensen om je heen. Ik geloof in de gemeenschap. De één vindt dat in de kerk, de ander bij een vereniging. Binnen een gemeenschap zorgen de mensen voor elkaar. Het valt op als iemand er niet is of als het niet goed met iemand gaat. Binnen de club zijn er dan altijd mensen die je kunnen helpen. Eigenlijk zie ik de UT ook als zo’n gemeenschap.’
‘Ik kom uit Zenderen, een dorpje in Twente. Het is een hechte, katholieke gemeenschap met een kerk en een klooster. Mijn vader, een echte politieagent, heeft altijd in Almelo gewerkt. Hij koos er bewust voor om met zijn gezin in een klein dorpje te wonen. In Zenderen konden wij in geborgenheid opgroeien, zonder geconfronteerd te worden met het politiewerk van mijn vader.’
‘Mijn ouders zijn niet gelovig, maar respecteren het geloof wel. Respect voor gelovigen heb ik van huis uit meegekregen. Op de katholieke basisschool in Zenderen kwam ik in aanraking met de verhalen van het christendom. Mijn zus en ik gingen zelfs naar de kerk. Ik heb mijn eerste communie gedaan en herinner mij nog een bezoek van kardinaal Simonis. Dat lieten mijn ouders volledig toe. Zij zeiden: doe maar mee. We leven immers in deze katholieke gemeenschap. Achteraf denk ik dat mijn ouders dat heel goed hebben gezien. Er waren ook gezinnen in het dorp die zeiden: we doen niet mee aan deze poppenkast. Maar die kinderen vielen toch een beetje buiten de boot in zo’n kleine gemeenschap.’
‘Ik vind het leuk om altijd aan te staan. Als mijn mailbox vol zit, functioneer ik het beste. Het is letterlijk en figuurlijk in beweging blijven. Soms komt er veel op me af en moet ik vooral de negatieve dingen even parkeren. Alles wat aandacht krijgt, groeit. Dus ook negativiteit. Dat vind ik soms lastig. Ik houd van kritisch, maar er moeten uiteindelijk wel oplossingen uit naar voren komen. Klaag niet om het klagen. Ik gedij het beste met veel positieve mensen om mij heen. Gelukkig zit dat over het algemeen wel goed bij het Sportcentrum en in de samenwerking met de studenten.’
‘Niet iedereen wil- en kan altijd aanstaan, dat weet ik ook. In de media is veel aandacht voor stress onder studenten en medewerkers. Ik zou in het Sportcentrum graag meer beweegvarianten aanbieden die zijn gericht op bezinning, zoals yoga en meditatie. Misschien kunnen we daarin ook het geloof een rol geven, want voor een deel van onze UT-gemeenschap is geloof erg belangrijk. Op dit moment is ons centrum nog te gehorig en rumoerig voor meditatie en gebeurt het op een andere plek, maar wat mij betreft gaan we daar in de toekomst een geschikte ruimte voor creëren.’
‘Wat mijn man en ik meegeven aan onze kinderen, Charlie (11) en Nouk (9), hebben mijn ouders ook aan mij meegegeven. Zorg dat je weet wat je wilt. Als je niet weet wat je wilt, dan krijg je iets anders. Ik heb deze ‘’regel’’ van huis uit meegekregen. Van onze ouders hebben we de kans gekregen om te groeien en ons te ontwikkelen, maar we moesten wel keuzes maken. Soms kies je fout, maar daar leer je van. Dan gaat het leven weer verder.’
‘In ons gezin heerste een zekere mate van discipline. Mijn vader zat bij de politie, maar die discipline kwam net zo goed van mijn moeder. Mijn zus en ik speelden allebei handbal op niveau. Van onze ouders leerden we er vol voor te gaan. Als je een keer een pijntje hebt, kun je alsnog naar de training gaan. Dat gold ook voor school. Ga het eerst maar proberen voordat je thuisblijft, zeiden mijn ouders. Tegelijkertijd was er veel vrijheid en zelfstandigheid. Ook mijn man en ik proberen onze kinderen zelfstandigheid bij te brengen. Ze pakken hun eigen tas in en smeren hun eigen brood. Wij zitten erbij, maar zij doen het. Die zelfstandigheid brengt ze ergens in het leven.’
(Tekst loopt verder onder foto)
‘In de topsport wordt wel eens gesproken over een killermentaliteit. Ik heb zelf van jongs af aan gehandbald. Eerst in Zenderen, later bij grotere clubs in de regio. Ik heb een topsportmentaliteit, maar voor handbal op het hoogste niveau was ik technisch niet goed genoeg. Ook voor een trainerscarrière – ik mag op eredivisieniveau training geven – ben ik minder geschikt. Ik wil zelf meedoen. Dat heb ik nog steeds als ik naar een wedstrijd kijk. Het blijft kriebelen. Met mijn slechte knie kan het fysiek helemaal niet, maar ik wil nog steeds zelf het veld inrennen.’
‘Ik was twintig toen ik Jasper leerde kennen. Nu, heel wat jaren later, zijn we getrouwd en hebben we samen twee kinderen. Mijn gezin betekent alles voor mij, heel simpel. Ik heb het geluk dat ik getrouwd ben met een partner waar ik tegelijkertijd heel goed bevriend mee ben. Het tilt ons naar een hoger plan. Bovendien werkt Jasper in het onderwijs, wat een groot voordeel is. Hij is vaak thuis als ik er niet ben en doet dan alles vol overgave. Ik denk dat hij geschikter is als vader, dan ik als moeder.’
‘Toen ik fysiotherapie studeerde in Enschede, was ik nooit écht van het doorzakken. Het echte feesten kwam pas toen ik mijn man leerde kennen. Jasper is het broertje van Sander Kleinenberg, een bekende house-dj. Zijn broer zit al jaren in het vak en vliegt de hele wereld over. Er is een periode geweest dat Jasper en ik meegingen naar de feesten. Meestal in Amsterdam, maar we zijn ook wel eens met een privéjet naar Ibiza gevlogen. Stonden we de hele avond op de dansvloer. Het is een gekke wereld, waar uiteraard ook veel drugs wordt gebruikt. Zelf deed ik er niet aan mee. Ik ben een ontzettende controlfreak. Persoonlijk vind ik dat je het allemaal niet moet doen, en dat zeg ik ook tegen mensen, maar het is uiteindelijk de eigen keuze. Dat geldt trouwens ook voor roken en alcohol, net zo slecht in mijn ogen.’
‘Ook ik kijk naar de voordeeltjes in het winkelschap. Hoewel je dat natuurlijk geen stelen kunt noemen. Waar ik op doel, is dat we met z’n allen kiezen voor de grote winkelketens. De middenstand heeft het steeds moeilijker. Als iedereen naar de Ikea gaat, heeft de lokale meubelmaker geen werk meer. Ik denk dat het te maken heeft met het individualisme in de huidige maatschappij. Daar maak ik mij zorgen over. Juist nu moeten mensen met elkaar in contact komen. Ik vind het ook het leukst om mensen bij elkaar te brengen, zowel op het werk als in mijn privéleven.’
‘Ons gezin staat ’s ochtends vroeg op om samen te ontbijten. Met twee sportende kinderen, waarvan één zelfs zes keer in de week traint, is samen avondeten praktisch onmogelijk. Daarom geloof ik in ons ontbijt. We lachen, hebben plezier en nemen alvast de dag door. Pas daarna trekt iedereen eropuit. Zo vroeg ontbijten kost tijd en energie, maar dat halen we er dubbel en dwars uit. Het is ons moment.’
‘Nog iets wat ik van mijn ouders heb meegekregen: eerlijk zijn. Als er een probleem is, leg het op tafel. Dat vind ik in mijn eigen leven ook belangrijk. Soms is het best lastig, maar ik geloof er heilig in. Eerlijkheid duurt het langst, is een bekend gezegd. Soms duurt het heel lang, en soms raak je mensen kwijt, maar ik probeer er wel altijd aan vast te houden.’
‘Als ik mij ergens in vastbijt, dan laat ik niet gemakkelijk los. Ik heb een bepaalde drang om mijn kop boven het maaiveld uit te steken, terwijl ik weet dat het mij af en toe ellende oplevert. Ruim drie jaar geleden ben ik gestart als afdelingshoofd Sport en sindsdien heeft onze accommodatie een hele mooie verandering doorgemaakt. We zijn als Sportcentrum ontzettend blij met de afronding van de grote sportprojecten, maar ik blijf dromen. Ik blijf zoeken naar verbeterpunten. Daar zullen mensen soms best gek van worden.’