Eredoctoraten

| Redactie

27 november 1981 Prof. dr. F.J. Zuiderweg, emeritus hoogleraar procestechnologie TH Delft; erepromotor prof.dr.ir. W.P.M. van Swaaij, CT. H. Reinoud, oud-directeur-generaal van de PTT. Vakgebied: ontwikkeling, toepassing en opleiding informatica; erepromotor prof.dr. J. Kreiken, BK. Prof. mr.dr. B.V.A. Röling, emeritus hoogleraar polemologie Rijksuniversiteit Groningen; erepromotor prof.dr. P. Bos

27 november 1981

Prof. dr. F.J. Zuiderweg, emeritus hoogleraar procestechnologie TH Delft; erepromotor prof.dr.ir. W.P.M. van Swaaij, CT.

H. Reinoud, oud-directeur-generaal van de PTT. Vakgebied: ontwikkeling, toepassing en opleiding informatica; erepromotor prof.dr. J. Kreiken, BK.

Prof. mr.dr. B.V.A. Röling, emeritus hoogleraar polemologie Rijksuniversiteit Groningen; erepromotor prof.dr. P. Boskma, WMW.

28 november 1986

Prof.dr.W.J. Kolff, M.D., Ph.D., emeritus hoogleraar geneeskunde en chirurgie aan de Universiteit van Utah, VS; erepromotor prof.dr. J. Feijen, CT.

Prof. dr. A.J. Staverman, emeritus hoogleraar fysische chemie Rijksuniversiteit Leiden; erepromotoren prof.dr. P.F. van der Wallen Mijnlieff, TN en prof.dr. C.A. Smolders, CT.

29 november 1991

Prof.dr. H. I. Ansoff, emeritus hoogleraar strategie en strategievorming aan de United States International University, San Diego; erepromotor prof.dr. A.F. Brand, BK.

Prof.dr. A.D. de Groot, psycholoog en gedragswetenschapper Universiteit van Amsterdam; erepromotor prof.dr. E. Warries, TO (ook voorgedragen door BSK en WMW).

Prof.dr. J. M. Lehn, hoogleraar supra-moleculaire chemie Universiteit van Straatsburg; erepromotor prof.dr.ir. D.N. Reinhoudt, CT.

29 november 1996

Prof. Hiroyuki Yoshikawa, werktuigbouwkundige en filosoof, president van the University of Tokyo; erepromotor prof.dr.ir. H.J.J. Kals, WB.

Dr. J.A.P.G. Boot, Nederlandse sociaal-economische historicus, erepromotor prof.dr. H.F. Cohen, WMW.

Mr.drs. M. Oosting, Nationale Ombudsman en mede-oprichter Bestuurskunde; erepromotor prof.mr. D.W.P. Ruiter, BSK.

Prof. R. M. Needham, hoogleraar informatica Universiteit van Cambridge, erepromotor prof.dr. S.J. Mullender, INF.

2001

De UT heeft eredoctoraten toegekend aan (toen nog) president Wahid van Indonesië, de sociologen Manuel Castells (Universiteit van Berkeley), Anthony Giddens (directeur London School of Economics and Political Science), de chemicus George Whitesides (Harvard University, VS) en de wiskundige/ informaticus Vinton Cerf. Drie eredoctoren worden vrijdag 30 november, in de lustrumweek, onderscheiden. Anthony Giddens krijgt zijn onderscheiding een jaar later, omdat hij die dag andere verplichtigen heeft. Met de inmiddels afgetreden Wahid wordt een afspraak gemaakt wanneer hij zijn eredoctoraat krijgt uitgereikt.

(bron: 'Van landgoed tot kenniscampus, lustrumboek veertig jaar UT).

www.vintoncerf.mars

Vinton Cerf staat te boek als een grondlegger van het internet, een uitvinding van het kaliber boekdrukkunst en telefoon. Maar anders dan Gutenberg en Bell verkeren Cerf en de zijnen in de luxepositie de immense impact van hun vondst op de voet te kunnen volgen. Bijna dertig jaar na dato speelt de medeontwerper van TCP/IP, het protocol waarop internet draait, nog steeds een vooraanstaande rol in de ontwikkeling van het world wide web. Reserveert u alvast een puntmarsadres, want Vint Cerf brengt internet naar het heelal.

Het heeft iets ridicuuls: naar Amerika vliegen voor een uurtje babbelen met de geestelijk vader van de techniek die het nu juist mogelijk maakt om elkaar vírtueel te ontmoeten, in dit geval gewoon aan weerszijden van de atlantische oceaan, zonder jetleg, zonder vliegticket, en zonder de kans op een terroristische aanslag % wel zo makkelijk.

Is die iet wat ridicule stap eenmaal genomen, en zit je downtown Washington DC op de dertiende verdieping van een kantorencomplex tegenover Vinton Cerf - Vint voor internauts en netizins, dan is de eerste vraag snel gesteld: vindt u dit niet een beetje ridicuul?

'Nee, nee, nee', begint hij, 'allesbehalve.'

Dit antwoord - geruststellend, bemoedigend, hartelijk - maar ook de uitvoerige toelichting die erop volgt, tekenen Cerf. De voormalig president van de Internet Society gaat door voor een aimabele, enthousiasmerende persoonlijkheid, voor een people manager die partijen aan tafel krijgt. Hij gaat gekleed als een gentleman - gesoigneerd baardje, driedeligkostuum - en gedraagt zich insgelijks: hoffelijk tegen zijn pr-dame, toeschietelijk en voorkomend naar degene die hem interviewt.

Dus vervolgt Cerf: 'Ik beschouw het als een grote plus dat wij elkaar kunnen aankijken. Dat we elkaars mimiek zien, dat we straks na afloop in dezelfde lift stappen.'

Een sociaal man die van mensen houdt. Dus toch.

'En straks zien we elkaar ook weer in ... how do you call it ... Twente. Ik ben zeer vereerd en moet er dus niet aan denken mijn eredoctoraat per e-mail te ontvangen. Bovendien kun je mijn vrouw dan eens ontmoeten, she is quite a lady.'

Een charmeur, die niet zonder mensen kán.

Maar dan komt toch de father of the internet aan het woord, de cyberman, de denker die voor alles gelooft in zijn digitale kindje.

Cerf: 'Maar natuurlijk heb je gelijk als je zegt dat internet het tegenovergestelde nastreeft, waar mogelijk probeert fysieke aanwezigheid overbodig te maken. Natuurlijk zouden we dit interview vrij adequaat kunnen afhandelen met een internetverbinding. We zouden elkaar zelfs virtueel een hand kunnen geven. Haptics heten die snufjes. Shake hands through cyberspace.'

Hij legt uit: 'We kunnen onze computers uitrusten met namaakhanden. Als jij er in Nederland in grijpt, dan stuurt jou computer de handdrukinformatie naar mijn computer, en die laat de Washingtonse namaakhand in mijn hand knijpen. Alleen zitten we met een fractie tijdsverschil.' Cerf steekt zijn hand uit. 'Pak maar', moedigt hij aan. De hand voelt slap, het is een week handje. De eigenaar trekt een vies gezicht. 'Voelt niet goed hè?' Pas dan knijpt Cerf terug. Haptics dus.

In 1972 doet de eerste, rudimentaire vorm van e-mail zijn intrede. Internetpioniers als Bob Kahn, Lawrence Roberts, Ray Tomlinson, Dave Crocker en Vinton Cerf denken na over de mogelijke effecten. Cerf: 'Iedereen verwachtte dat de noodzaak om te reizen zou afnemen. Gegevens uitwisselen kon nu immers veel gemakkelijker op afstand. Maar inmiddels is e-mail gemeengoed, en wat zien we? Onderzoek wijst uit dat de gebruikers juist méér zijn gaan reizen. E-mail heeft de wereld verkleind, de tijdzones grotendeels overbrugd. Bedrijven doen makkelijker zaken met partners ver weg. En eigenlijk logisch: uiteindelijk wil men elkaar toch eens ontmoeten. Het is de wet van de nietbedoelde consequenties.'

Die wet lijkt van toepassing op alles wat voortkwam uit de TCP/IP-protocollen die Cerf en zijn collega Robert E. Kahn in 1973 schreven. Het world wide web dat de aarde momenteel omspant - de impact ervan wordt wel vergeleken met die van de industriële revolutie - moet hun stoutste dromen overtroffen hebben.

Cerf lacht. 'Absoluut. Niet het flauwste vermoeden. Destijds zagen we de mogelijkheid van het verbinden van verschillende computernetwerken - internetting noemden we dat toen - als een technische uitdaging. Over sociale gevolgen dachten we toen nog niet na. Dat kónden we toen nauwelijks.'

Maar Cerf zou het vlot leren. De hardboiled computertechnoloog uit de eerste jaren ontpopte zich gaandeweg tot een sturend denker in de ontwikkeling van het internet, die inmiddels zelfs graag ver vooruit denkt.

Cerf was een van de eersten die inzag dat het internet om wereldwijd te worden de markt op moest. In het begin bleef het netwerk van computernetwerken relatief klein en alleen in dienst van wetenschap en overheid, met name defensie. Begin jaren tachtig is Cerf directeur bij MCI Digital and Information Services Company, waar onder zijn leiding het eerste commerciele e-mailprogramma ontwikkeld wordt: MCI mail. Cerf: 'Ik wilde het systeem aan het internet koppelen en er een onderneming van maken.'

'Voor een echte take off moest het bedrijfsleven participeren, dat wist ik zeker.' In die periode lobbyen hij en anderen fanatiek in overheidskringen voor groen licht voor het commercialiseren van internet. De werkelijke doorbraak voltrekt zich pas begin jaren negentig. Dan is al duidelijk dat het nakende world wide web gebaat is bij een goede verstandhouding tussen softwareproducenten, webengineers, overheden en consumenten.

Er moeten standaards komen, afspraken gemaakt worden. Cerf pleit voor de oprichting van een soort 'internetregering' die de ontwikkeling en interne afstemming van het world wide web moet bewaken en sturen. In 1992 staat hij aan de wieg van de Internet Society. De leden, de shakers en movers in het veld, kiezen uit hun midden een 12-koppig bestuur. Cerf wordt de eerste president.

In die hoedanigheid houdt hij zich bezig met uiteenlopende kwesties als domeinbescherming, e-commerce, privacy en intellectueel eigendom op het web. Maar ook met het dichten van de digital gap: 'Internet is voor iedereen', luidt het motto van een taskforce om minderbedeeldenonline te helpen.

Cerf, die voorzit: 'Grote delen van de wereld hebben nog geen toegang tot het internet. Op dit moment zijn ongeveer 300 miljoen mensen on line, nog geen 5 procent van de wereldbevolking. Uiteraard speelt inkomen een belangrijke rol. Maar ook politieke vrijheid en het bewustzijn van de mogelijkheden die het web biedt, zijn van belang. Saoedi-Arabië bezint zich bijvoorbeeld serieus op e-commerce voor in het geval dat de olievoorraad uitgeput zou raken.'

De laatste jaren richt Cerf zijn blik met name op de toekomst van het web. Intrigerend voorbeeld is zijn bemoeienis met Interplanetary Internet (IPN), een internetverbinding tussen de aarde en andere planeten. Twee dagen per maand werkt hij met een klein NASAteam in het Jet Propulsion Laboratory in Californië aan zo'n spacenet. 'Mijn extra-curriculaire troetelkindje', glundert hij.

Vint Cerf is taking the web into outer space - reserve your dotmars adress now kopte het Amerikaanse tijdschrift Wired. 'Vint', lachend: 'Je weet dat ik science fiction verslind? Al sinds ik klein ben. Natuurlijk vind ik dit fascinerend' Toch hebben we het allerminst over fictie. Wel over wetenschap: 'Op de lange termijn, denk dan aan 2040 of 2050, moet er tussen Mars en de aarde en IPN-backbone van satelieten zweven, die astronauten en ruimtesondes in staat stelt websites te openen en e-mails te versturen. Vanaf de aarde kun je dan bijvoorbeeld inloggen op een Pathfinder die over Mars hobbelt.'

Technisch niet de eenvoudigste klus. Hoewel de basis veel weg heeft van de protocollen waarop het aardse web functioneert, zijn de hindernissen van geheel andere soort. Cerf: 'De flessenhals van het world wide web is vooral kwantitatief. De ongelofelijke hoeveelheid mensen die tegelijkertijd on line wil zijn. Dat probleem speelt in de ruimte voorlopig niet.'

'IPN loopt aan tegen tijdsverschillen. De afstanden waarover informatiepakketjes verstuurd gaan worden, zijn letterlijk astronomisch. De transmissie tussen Mars en Aarde kan 20 tot 50 minuten duren, afhankelijk van de afstand tussen de planeten op elk moment. Voor wie even snel z'n e-mail wil checken, kan dit aanvoelen als een jaar. Bovendien cirkelen de satellieten ook nog rond, wat bemoeilijkt dat signalen aankomen. Het is een immense puzzel.'

Verdient die het om opgelost te worden? Cerf vindt van wel. 'In de toekomst zal het ruimteverkeer alleen maar toenemen. Het zou goedkoopen verrekte handig zijn als er een permanente communicatie-infrastructuur in de ruimte komt. Tot nu toe kreeg elke ruimtemissie een aparte radiografische installatie mee. Met IPN kan dat uniformer en uiteindelijk veel eenvoudiger. Ik geloof echt dat we die kant op gaan.'

Ook op aarde laat Cerf zich kennen als een visionair. Niet alleen de mensen maar vooral de dingen gaan deze eeuw on line, als het aan hem ligt. De getallen zijn duizelingwekkend. 'Momenteel zitten er ongeveer 100 miljoen apparaten op het internet. Dan moet je denken aan servers, laptops, mobiele telefoons - dat soort zaken. Gezien de huidige groeisnelheid verwachten we in 2006 tweeënhalf miljard dingen op het web. Dezelfde groeimodellen voorspellen voor 2010 een bezetting van 35 miljard, ruim zes apparaten per aardbewoner.'

'Maar dan moet je ook denken aan koelkasten, televisies, postpakketjes, auto's en vliegtuigen. Je koel-vriescombinatie houdt voor je bij of er nog melk en panpizza's zijn, en zo niet doet hij de bestellijst zelf voor je op de post - digitaal natuurlijk. Postpakketjes krijgen ingelogde chips mee die precies vertellen waar je dure Franse wijn [Cerf is een toegewijd wijnverzamelaar] zich op dat moment bevindt. Bij vertraging of aankomst stuurt het pakketje je een mail.'

Widget's noemt hij dit soort inlogde voorwerpen. Wireless Internet Digital Gadget for Electronic Transactions. W-I-D-G-E-T.

Maar het kan nog gekker. 'Wat zal het internet vervangen?', vraagt Cerf zich af in een essay op zijn website. 'Eerst wordt internet draadloos en alomtegenwoordig', antwoordt hij zelf, 'daarna kruipt het in het houtwerk en misschien zelfs onder onze huid. Uiteindelijk verdwijnt het zelfs helemaal.'

Verdwijnen? Cerf knikt. 'In ieder geval voor het oog, maar nu hebben het over de verre toekomst.' En over nanotechnologie, het terrein van George Whitesides, die volgende week ook een eredoctoraat ontvangt. Cerf: 'De mogelijkheid om programmeerbare machientjes op moleculaire niveau te fabriceren % op nanoschaal dus % maakt het mogelijk die machientjes aan het internet te koppelen en in te brengen in het menselijk lichaam. Ze kunnen bijvoorbeeld continu bepaalde lichaamsfuncties observeren, waarvoor je voorheen op controle naar het ziekenhuis ging, of er zelfs moest blijven liggen ter observatie.'

Elders in deze krant beweert Whitesides - op zijn beurt - iets over internet. Hij zegt tegeloven dat het web op den duur intelligentie zal genereren. 'Op dit moment bestaat het world wide web al uit meer schakelingen dan het menselijk brein', aldus Whitesides, 'en wij mensen doen er alles aan om er zoveel mogelijk in te stoppen. Ik denk dat het kan. Maar als het gebeurt, weten wij het dan?'

Volgens Cerf niet. Hij maakt de vergelijking met een schaakcomputer: wanneer Deep blue Kasparov afdroogt, lijkt dat duivels denkwerk, maar eigenlijk is het rekenwerk op duivelse snelheid. 'Zo zal eventuele intelligentie van het internet op menselijke intelligentie lijken, maar het volgens mij niet zijn. In 1990 en 1991 zat ik in het Brain mapping Panel van het Institute of Medicine, en heb ik onderzoek gedaan naar precies deze kwestie. Daaraan heb ik de indruk overgehouden dat de transmissie tussen knooppunten in de hersenen niet hetzelfde werkt als tussen de knooppunten van het internet.' Hij kijkt even voor zich uit. Dan: 'Ik ben dan ook niet iemand die gelooft dat het internet op een dag de mensheid zal overnemen.'

Ongeveer daar ligt het punt waarop de sciencefictionliefhebber Cerf terug komt op aarde. Hij is een rasoptimist. Als we goed anticiperen, zal het internet ons niet verrassen.

Toch blijven we even bij mogelijke zwarte kanten van het web. Ziet Cerf een schaduwzijde?

'Jawel, zeer zeker, maar niet de geijkte. Natuurlijk ben ik tegen kinderporno, racisme, en noem het maar op. Maar het zijn geen zaken die exclusief bij het web horen. Internet is een medium, net als papier. Papier is ook niet schuldig aan deze zaken. Slechte informatie moet bestreden worden met goede informatie, en niet door middel van censuur. Daar ben ik heilig van overtuigd.'

Weer is hij even stil. 'Waar ik me wel zorgen om maak is onze toenemende afhankelijkheid van het internet. Momenteel vooral economisch en sociaal, dat laatste met het oog op onze privacy. In de toekomst komen daar misschien veiligheid en gezondheid bij. Hoe robuust is het web? Wat als de zaak plat gaat of onklaar gemaakt wordt? Dat zijn zaken waarover we nu moeten nadenken. Gelukkig gebeurt dat ook. Voor onze kinderen worden dit belangrijke issues.'

Kinderen. Cerf zelf is 58, een respectabele leeftijd voor iemand met een eigen website. (Cerf's up heet die digitale thuisbasis, een naam die klinkt als Surf's up, een gevleugelde Beach Boys slogan en elpeetitel van de Californische band. Vast geen toeval, want Cerf weet dat zijn achternaam klinkt als 'surf', het werkwoord waarmee het zich verplaatsen op hetinternet wordt aangeduid.)

Kan Vint de jeugd nog een beetje bijhouden? 'Ze zijn zo clever', verzucht hij. 'Internet is voor hen zoiets als televisie voor jou moet zijn: het was er altijd al. De jeugd, althans de Amerikaanse, voelt zich op het web als een vis in het water. Laatst sprak ik met schoolkinderen uit Kentucky, het was een soort workshop. Na de les bleef ik nog wat napraten met een jongen uit die klas. Toen ik thuis kwam, bleek hij mij gemaild te hebben: hij had nog een vraag. 'Als u werkelijk de meneer Cerf bent met wie ik in Kentucky gesproken heb, dan wil ik u graag vragen of...' 'Pardon?, dacht ik' % Cerf trekt een verontwaardigd gezicht % 'de echte Vinton Cerf? Natuurlijk ben ik de echte Vinton Cerf, wat krijgen we nou. Maar toen begreep ik dat deze zestienjarige jongen internet juist erg goed begrepen had. Hij calculeerde in dat in cyberspace identiteit een problematische zaak is, daar ging hij gewwon van uit! Toen heb ik hem gemaild dat hij die dag een groen T-shirt aan had.' Cerf lacht alweer.

Al Gore, Cerf en Kahn ...of toch iemand anders?

Wie vond het internet uit? Al Gore presteerde het om zichzelf in 1999 tijdens de aanloop naar de presidentsverkiezingen uit te roepen tot de 'vader van het internet'. Letterlijk verkondigde Gore: During my service in the United States Congress, I took the initiative in creating the internet. Onzin natuurlijk. Wel heeft Gore begin jaren zeventig als congresslid geld vrij gemaakt voor internetonderzoek, wat iets heel anders is.

Dat onderzoek werd onder anderen verricht door Robert E. Kahn en Vinton G. Cerf. Zij schreven in 1973 een computerprotocol - het bekende TCP, iets later uitgesplitst in TCP en IP - waarmee het mogelijk werd om files en e-mailboodschappen van het ene netwerk naar het andere te sturen. Het protocol voorzag in het opruimen en terugsturen van onderweg kwijtgeraakte informatiepakketjes en wist raad met opstoppingen en aankomstvolgoredes. Ander winstpunt van TCP/IP was dat het verschillend geconstrueerde netwerken kon verbinden. Kahn en Cerf schreven het cement tussen losse netwerken. Letterlijk een 'internet'-taal, met andere woorden.

In die zin hebben de twee Amerikanen internet uitgevonden. Belangrijk voorwerk werd in het decennium ervoor verricht. Leonard Kleinrock zag in 1961 in dat computers informatiepakketjes zouden moeten uitwisselen, in plaats van het vormen van gesloten circuits. Het eerste packet switching netwerk heette ARPANET en kwam eind 1969 van de grond. Er zaten vier computers aan.

Typisch Vint

Erik Huizer, UT-hoogleraar internettoepassingen en nieuwemediaspecialist bij het NOB, zat samen met Vinton Cerf in de Board of the Internet Society en publiceerde een artikel met hem. Huizer over Cerf.

'Vinton Cerf is een echte internetarchitect. Hij heeft een scherp inzicht in concepten, hij ziet snel hoe protocollen en technieken onderling samenhangen, weet ze ogenblikkelijk in een breder kader te plaatsen.

'Vint is iemand die verder kijkt dan de techniek. Hij bemoeit zich wat internet betreft even gemakkelijk met juridische, maatschappelijke en economische kwesties. Bovendien kan hij mensen mobiliseren, partijen nader tot elkaar brengen.

'Over die laatste kwaliteit bestaat een befaamde anekdote. Rond 1990 kwam de internetgemeenschap erachter dat er al snel te weinig domeinnamen beschikbaar zouden zijn. Het internet groeide als kool, uitbreiding was noodzakelijk. Er moest een nieuwe versie van het TCP/IP-protocol geschreven worden. Dus vroeg de Board aan zijn leden om suggesties in te dienen. Daar kwamen vijf voorstellen uit. De Board heeft er toen één van gekozen, eigenhandig, zonder echt overleg met de leden.

'Dat viel dus verkeerd. Er was onvrede en grote verdeeldheid. Op de volgende grote conferentie van de Internet Society is Vint toen op tafel gesprongen en begon een verzoenend verhaal. Zoals je weet draagt hij altijd een driedelig pak. Tijdens zijn betoog trok hij z'n colbert uit, daarna zijn vestje, toen z'n overhemd. Wat te voorschijn kwam, was een T-shirt met de opdruk Everything over IP. Die tekst stelde gerust, want benadrukte nogmaals dat de Board uit was op een compromis. Dat is er ook gekomen: IPv6.

'Typisch Vinton Cerf.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.