Van Jan Hoogstad mag de campus emotioneler

| Redactie

'Studenten willen niet in een bos wonen.' Architect Jan Hoogstad gaat de komende jaren de UT verbouwen. Volgens hem mogen wonen, werken en recreren weer doorelkaar. 'De campus moet emotioneler.' 'Ik wil het masterplan er wel even bij pakken hoor.' Midden in het gesprek staat architect Jan Hoogstad op en schrijdt de glazen vergaderzaal uit. Zeker een kwartier heeft hij het dan al over de toekomst v

'Studenten willen niet in een bos wonen.' Architect Jan Hoogstad gaat de komende jaren de UT verbouwen. Volgens hem mogen wonen, werken en recreren weer doorelkaar. 'De campus moet emotioneler.'

'Ik wil het masterplan er wel even bij pakken hoor.' Midden in het gesprek staat architect Jan Hoogstad op en schrijdt de glazen vergaderzaal uit. Zeker een kwartier heeft hij het dan al over de toekomst van de campus gehad, met pen en papier geprobeerd boulevards en nieuwbouw te tekenen.

'Dit praat wat makkelijker', zegt hij bij terugkomst. De negenenzestigjarige reus legt een fullcolour prospectus op tafel. Masterplan UT staat erop. 'Blader maar eens door, dan kun je zelf zien wat we van plan zijn.' Het boekje bevat naast tekst een aantal plattegrondjes. Op het meest cruciale zijn twee boulevards te zien.

De eerste loopt van CT naar EL-TN. 'Langs deze ader moeten de belangrijkste onderwijs- en onderzoeksgebouwen komen', legt Hoogstad uit. 'Parallel aan de Hengelosestraat komt een waterpartij die uitzicht op de campus biedt. Want daar ontbreekt het momenteel aan: een duidelijke gevel, een front. Over de gehele breedte komt, zichtbaar vanaf de weg, in kapitalen 'Universiteit Twente' te staan.'

De tweede boulevard kennen we. De arcering loopt langs de ader die momenteel van het Sportcomplex naar de Drienerburcht voert. 'Maar hij wordt heel anders', zegt Hoogstad. 'Nu vind je er ontspanning, straks een samengaan van wonen, werken en recreëren. Het wordt een deels overdekte, verstedelijkte ontmoetingsplaats.' De architect heeft met andere woorden grote plannen.

cockpit

Wie is de man die de campus gezicht gaat geven? Jan Hoogstad noemt zich sinds 1956 'artistiek leider' van het Rotterdamse bureau Hoogstad architecten. In de jaren vijftig volgde hij colleges bij Gerrit Rietveld. 'Ik beschouw hem als mijn leermeester', zegt hij. Maar Hoogstads ideeën zijn inmiddels contrair.

'Rietveld was een functionalist. Hij vond dat een gebouw volledig in dienst moest staan van het gebruiksdoel. Je kunt het de cockpitgedachte noemen: elke beweging die een piloot kan maken, staat in dienst van de besturing van zijn vliegtuig. Een cockpit is het toppunt van functionaliteit. Maar niet de manier waarop mensen willen leven, geloof ik.'

Hoogstad tekende eerder onder meer voor het casino in Breda, de Rotterdamse Hogeschool voor muziek en theater, de gemeenschappelijke behuizing van Avro, KRO, en NCRV. Momenteel werkt hij aan een nieuwe stadsschouwburg voor Hengelo. Hij doceert aan universiteiten in Tokyo, Berlijn en Parijs.

Zijn faam verwierf hij vooral met het VROM-gebouw in Den Haag. Het complex rekent af met die cockpitgedachte. Hoogstad: 'VROM heeft meer niet-functionele dan functionele ruimte. Dat is tamelijk onorthodox. De opdracht was om onderdak te bieden aan ruim drieduizend ambtenaren. Op voorhand bezorgde me dat al claustrofobische nachtmerries.'

Dus zorgde hij voor veel 'nutteloze' ruimte. 'Ruimte is gratis', zegt hij. 'Je hoeft er alleen maar muren omheen te zetten.' Dan: 'Ik heb het ministerie expres niet logisch geconstrueerd. Mensen hebben behoefte aan toevallige ontmoetingen. Aan de kans om ook eens iemand van een andere afdeling tegen het lijf te lopen. Bepaalde types moet je ook kunnen óntlopen.' Hij lacht even. 'Da's ook belangrijk.'

Bastille

De functie ontstijgen, dat is één. Een tweede is een omgeving creëren waar mensen graag leven. 'Dat lijkt een open deur, maar je moet de architecten de kost geven die andere belangen laten prevaleren. Uitstraling bijvoorbeeld, een gebouw moet imponeren. Waarom?, vraag ik dan. Als je een metropool inloopt word je tegenwoordig bijna doodgestraald.'

De campus noemt hij een uitloper van het functionalisme. 'Je ziet het aan de strikte scheiding van leefzones.' Gebarend: 'Voor wonen moet je daar zijn, wetenschap gebeurt hier, recreatie weer op een andere plek. Heel analytisch. De zaken uit elkaar rafelen, zodat ze overzichtelijk worden. Het levert monoculturen op. En dat is saai.'

De gebouwen op de campus bestempelt Hoogstad als typisch jaren zestig: rationeel, schraal en koel van architectuur. 'Maar ik ben mild in mijn kritiek. In die tijd bouwde men nu eenmaal zo.'

En de Bastille? 'Tja, toch een geval apart. Donker, wat zwaarmoedig. Ik had het anders gedaan. Veel transparanter. Piet Blom, de architect, was een goede vriend van me. Hij hield van kleinschaligheid. In één ruimte mochten bij hem niet meer dan vijftien mensen passen. Vanuit die bouwkundige opvatting geredeneerd is de Bastille prima gelukt, nietwaar?'

laboratoria

De campus is dus saai. Daar zijn Hoogstad en het college van bestuur het over eens. Het CvB nam het Rotterdamse bureau januari 1999 in de arm. Ongeveer een jaar later (23 februari) presenteert de architect zijn masterplan. De realisatie zal langer duren. Om het Drienerlose functionalisme te bezweren, trekken architect en college tien jaar uit.

Hoogstad: 'Het project houdt het midden tussen architectuur en stedebouw. Dat intrigeert me. Ik heb in het verleden stadsplannen ontworpen én gebouwen voor onderwijs. Maar nooit een geïntegreerd geheel als dit. Ik vind het wel een uitdaging.'

'Het hart van de campus moet bloeiend en compacter worden. Dat kan door de leefsferen juist daar te vervlechten. Studentenflats in de bossen breken we af en bouwen we weer op langs de boulevards. Tussen de Vrijhof en de Drienerburcht komt het TEC-gebouw, zodat wetenschappers na het werk in één beweging op het terras kunnen gaan zitten.'

Dat TEC-gebouw (TEC staat voor Technische Natuurkunde, Electrotechniek en Chemische Technologie) wordt het pièce de resistance. 'Er ligt een mooi en gaaf programma van eisen', zegt Hoogstad. 'We zullen zien.' Ervaring met onderwijsgebouwen heeft hij genoeg, laboratoria ontwierp hij nog niet eerder. 'Elk gebouw is anders', zegt hij. 'Dat is de charme van het vak.'

huizenbouwer

Hoogstad is een man van serres, van wintertuinen. Van warme, natuurlijke materialen. We kunnen dus rekenen op sensitieve architectuur? 'Toen ik begon bouwde ik veel abstracter', zegt hij. 'De constructie was onderwerp van kunstzinnige uiting. Bouten en moeren gebruikte ik als ornamenten. Dat levert kille afstandelijke ruimte op. Tegenwoordig werk ik meer met hout.'

Zoals in zijn eigen huis bijvoorbeeld. De architect woont boven zijn kantoor aan de Westerkade. Hij kijkt uit over het water van de Rotterdamse haven. Het trappenhuis dat de vijf verdiepingen van het majestueuze pand met elkaar in verbinding stelt, is nauwelijks begaanbaar: er wordt gemetseld en getimmerd.

'Ik heb dit pand tien jaar geleden aangekocht. Nog steeds is het niet zoals ik het hebben wil. Een architect, vind ik, moet wonen in een zelfontworpen huis.' Hoogstad praat als een huizenbouwer van vijftig. Zo ziet hij er ook uit: ogenschijnlijk onaangetast door de tijd. Over stoppen praat hij niet. Als de campus tien jaar duurt, is hij tachtig.

Toch blikken we terug. 'Mijn meest bevredigende gebouw?' De reus denkt na. 'Ik heb eens een huis voor mijn neefje gebouwd, het staat in Hoofddorp. Het heeft mooie kamers. Hij woont er geloof ik heel fijn met zijn gezin. Daar beleef ik veel voldoening aan.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.