Tien vragen over het Angelsaksisch model

| Redactie

Minister Hermans broedt nog op een standpunt, maar universiteiten en hogescholen wachten daar niet op: zij zijn druk bezig zich aan te passen aan het zogenaamde Angelsaksische model. Want heel Europa en ook Nederland moet eraan geloven. Maar waaraan precies? En hoe? En waarom?

Iedereen is vóór, dat wel. De minister, de universiteiten en hogescholen, allerlei adviesorganen - allen vinden zij dat Nederland het Angelsaksische model moet invoeren. Maar daarmee begint de discussie pas. De universiteiten zijn het niet eens over wat een bachelor is, ze betwisten hogescholen het recht masters op te leiden, studenten zijn bang dat ze na drie jaar weggestuurd worden, en zo zijn er nog veel meer punten van discussie.

Wat is eigenlijk het Angelsaksische model?

Dat weet bijna niemand. Toen 29 Europese onderwijsministers, waaronder Hermans, besloten dat ze zouden overstappen op het Angelsaksische model, sprak de Leidse hoogleraar Wesseling van 'een moedige beslissing'. En hij voegde eraan toe: 'Al was het maar omdat er helemaal geen Angelsaksisch model bestaat'. Want Amerika is Engeland niet en in Schotland is het weer anders.

In de zogeheten Bologna-verklaring die de 29 ministers in juni 1999 ondertekenden, komt het woord `Angelsaksisch' niet eens voor. Er is slechts sprake van 'een systeem dat gebaseerd is op twee cycli, undergraduate en graduate'. De eerste cyclus (zeg maar: fase) moet tenminste drie jaar duren. Het doorlopen daarvan is een vereiste om tot de tweede cyclus toegelaten te worden. Die fasen worden ook wel bachelor- en masterfase genoemd.

Waarom moet heel Europa eraan geloven?

'Een Europa van de Kennis is onmisbaar (...) voor het in stand houden en verrijken van Europees burgerschap', verkondigt de Bologna-verklaring hoogdravend. De ondertekenaars willen dat de diverse onderwijsstelsels op z'n minst vergelijkbaar zijn. Studenten (en afgestudeerden) kunnen dan zonder hindernissen in heel Europa terecht. Ook eigenbelang speelt mee: de markt voor hoger onderwijs wordt steeds internationaler, en een verbrokkeld Europa verliest die markt aan de Verenigde Staten.

Kan Nederland achterblijven ?

Nee, vindt minister Hermans. Meedoen is noodzakelijk voor een 'goede positionering' van het Nederlandse hoger onderwijs, schreef hij in september. Dat is van goede kwaliteit, maar toch kost het vaak moeite om de Nederlandse diploma's op de juiste waarde geschat te krijgen. Nederland moet dus een 'herkenbaar', 'internationaal vergelijkbaar' stelsel krijgen.

Vooral het gegeven dat het Nederlandse hoger onderwijs maar één fase kent, speelt afgestudeerden in den vreemde soms parten. Het doctoraaldiploma wordt daardoor gelijk gesteld met het eerste diploma dat een student in het Angelsaksische model haalt, het bachelordiploma.

Moet nu het hele Nederlandse hoger onderwijs op de schop?

Dat is de vraag. 'Eigenlijk staat maar weinig wettelijks de invoering van een bachelor-master-structuur in de weg', zei de Twentse CvB-voorzitterArie van der Hek een jaar geleden al. Hbo-afgestudeerden mogen zich bachelor noemen, wo- geschoolden master. Ook universitaire bachelors bestaan al: dat zijn degenen die er een driejarige kandidaatsfase op hebben zitten.

Geef die Angelsaksische titels een wettelijke grondslag en klaar is het Nederlandse bachelor-master-stelsel?

Misschien, maar die minimalistische opvatting wordt door bijna niemand verdedigd. Een aantal universiteiten wil in elk geval verder gaan. Zij overwegen hun opleidingen op te knippen in een bachelorfase van drie jaar en een specialisatie in de masterfase. Voor techniek- en bètastudies is dat simpel. Die duren nu al vijf jaar en houden in deze opzet dus twee jaar over voor een masterfase.

Maar hoe een vierjarige studie in tweeën geknipt moet worden en of een master-studie ook in één jaar kan, dat heeft nog niemand goed doordacht. Er is al geopperd om studenten in zo'n masterfase afwisselend te laten werken en leren. Zo kan die fase toch over meer dan éen jaar uitgesmeerd worden.

De sommetjes drie-plus-twee of drie-plus-een zijn slechts de buitenkant. Er wordt ook nagedacht over meer inhoudelijke veranderingen. De bachelorfase moet breed worden, de masterfase specialistisch, denkt men alom. Maar uitgewerkte plannen zijn er niet veel.

Wat houdt een bachelordiploma eigenlijk in?

Dat staat ter discussie. In ieder geval moet het duidelijk zijn dat een hbo-bachelor iets anders is dan een universitaire bachelor. Ze zijn 'ge-lijkwaardig, maar niet hetzelfde', liet Hermans in een toelichting op de Bologna-verklaring optekenen.

Voor het hbo ligt het verder simpel, daar is `bachelor' gewoon een nieuwe naam voor het bestaande diploma. De universiteiten hebben meer denkwerk te verrichten. `Bologna' eist dat de bachelor-graad 'van belang is voor de Europese arbeidsmarkt'. Maar dat zint sommige universiteiten niet. De bachelorgraad moet niet het eind van de studie zijn, denken zij, maar slechts een moment om te kiezen tussen specialisaties. De Rijksuniversiteit Groningen wil daarom een `ongedeelde mastersopleiding' invoeren, zonder bachelordiploma.

Kan elke student die een bachelordiploma op zak heeft straks een masteropleiding volgen?

Nee. In elk geval zal een hbo-bachelor niet automatisch toegang krijgen tot een universitaire masterstudie, heeft Hermans al gezegd. Maar ook de doorstroom van universitaire bachelors spreekt niet vanzelf. Sommige universiteiten voelen er wel wat voor om hun masterstudenten zelf te selecteren. En als we Hermans' sentimenten ook maar enigszins aanvoelen, gunt hij ze die vrijheid wel.

Een aantal universiteiten is ook al druk bezig met het werven van masterstudenten in het buitenland. Wageningen is daarmee het verst. Veel masteropleidingen zullen daarom in het Engels gegeven worden.

Gaan de hogescholen straks ook master-opleidingen geven?

Dat willen ze inderdaad. Ze bieden nu al zulke opleidingen aan, maar die worden niet door de overheid erkend, en dat zien de hogescholen graag anders. De Onderwijsraad geeft hen gelijk. Maar die pleit tegelijk voor een onderscheid tussen de hbo- en de wo-master: de eerstgenoemde moet professional master gaan heten. En daar voelen de hogescholen niets voor. Die vinden dat een tweederangstitel.

Voorzitter Meijerink van de vereniging van universiteiten VSNU heeft het standpunt van de Onderwijsraad om een andere reden 'ondoordacht' genoemd. Hij wil dat uitsluitend universiteiten gerechtigd zijn een master-titel te verlenen. Anders gaat het onderscheid tussen hbo en wo in rook op, 'en dat kan toch niet de bedoeling zijn'.

Alles heeft altijd met geld te maken. Geldt dat ook voor de invoering van het Angelsaksisch model?

Uiteraard. Nog steeds bestaat onder universiteiten de vrees dat die invoering bezuinigingen uitlokt. De overheid kan heel eenvoudig haar handen aftrekken van het mastersdeel: die moet dan maar betaald worden door de markt. Dan betaalt de overheid dus niet langer voor vier, maar slechts voor drie jaar studie.

Collegevoorzitter Noorda (Universiteit van Amsterdam) wil van die nood een deugd maken. Laat de markt de masterfase maar betalen, betoogde hij vorige maand in een interview. Maar dat mag geen bezuiniging zijn: het bedrag dat minister Hermans nu aan vier jaar studie besteedt, moet dan aan drie jaar uitgegeven worden.

Hoe gaat het nu verder ?

Hermans weet het niet, zegt hij al een half jaar tegen ieder die het maar horen wil. Een dezer dagen vraagt hij daarom advies van de Onderwijsraad. In september wil hij zelf met een standpunt komen. Hogescholen en universiteiten zitten intussen niet stil. 'We gaan niet op de minister wachten', aldus een faculteitsdecaan in het Nijmeegse universiteitsblad.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.