'Newton was de grondlegger van de revolutietheorie, die beschrijft hoe atomen rond de zon draaien.' Mocht een dergelijke opmerking al van een leerling in het voortgezet onderwijs afkomstig zijn, in de toekomst moet zoiets zijn uitgesloten. Met de invoering van het zogenaamde 'studiehuis' op havo en vwo moeten leerlingen niet alleen zelfstandiger studeren dan nu het geval is, tevens zijn er twee vakken die voor iedereen verplicht zijn: Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) en Algemene Natuurwetenschappen (ANW). Hoewel beide vakken uiteraard een verschillend terrein beslaan, zijn er ook overeenkomsten. Het zijn breed georiënteerde vakken, die de leerlingen bagage voor het dagelijks leven mee moeten geven. 'ANW is bedoeld om leerlingen tot 'mondige burgers' te maken,' legt Henny Kramers, vakdidacticus bij CT en een van de twee cursusleiders die onderricht geven aan vwo-docenten, uit. 'Het is een vak dat veel breder is dan de 'mono'-vakken scheikunde, natuurkunde en biologie. Gaat het in die vakken voor het merendeel om het begrijpen van wetten en het rekenen met formules, in ANW staat juist de context centraal. Het gaat dan om vragen hoe natuurwetenschappelijke kennis tot stand is gekomen, wat ermee gedaan wordt, hoe je weet of kennis ook 'waar' is en of alles mag wat kan.'
Het vak ANW bestaat uit vier modulen, waarin de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie nog herkenbaar zijn: overleven, materie, heelal en biosfeer. De omscholingscursus was erop gericht de cursisten vier aspecten bij te brengen: vakkennis, didactiek (werkvormen, toetsing), implementatie en reflectieve vaardigheden. Voor de ontwikkeling van de cursus werd veel samengewerkt met de faculteit WMW, waar op het gebied van wetenschapsgeschiedenis, -filosofie, -sociologie en ethiek de nodige kennis aanwezig is. Andere regionale expertisecentra als het ITC aan de Hengelosestraat (biosfeer) en de sterrenwacht in Lattrop (heelal) waren het decor van conferenties. 'Voor de cursisten is het nu een minder grote stap om met een groep leerlingen buiten de school te treden en bijvoorbeeld de sterrenwacht te bezoeken,' aldus Kramers. Gaandeweg werden de cursisten zelf ook steeds meer betrokken bij de ontwikkeling van de cursus. Kramers: 'Docenten kunnen heel veel van elkaar leren, en veel docenten hebben een specialisme, inhoudelijk, maar ook op het gebied van werkvormen. Door ook veel in groepjes te werken en 'dossieropdrachten' te maken verplaatsten de docenten zich in de huid van hun toekomstige leerlingen, voor wie 'coöperatief leren' een sleutelbegrip is.'
'Veel docenten zijn wel bang voor een soft imago van het vak,' vertelt Frans Carelsen, scheikunde-docent in Groenlo en nascholingscoördinator van de UT, die de cursus samen met Kramers gaf. Een soort maatschappijleer, klinkt het dan huiverig. Maar vaak zijn de docenten zelf bang voor hun positie in het vak. Altijd hebben ze in hun veilige bastion van de 'exacte' natuurwetenschap gezeten. En nu moeten ze nog steeds natuurwetenschap geven, alleen is het niet meer zo exact. De docent moet zijn onzekerheden durven laten zien. Dat vergt van sommigen heel veel, net als het bijhouden van een logboek waarin je aan moet geven wat je hiaten in kennis of vaardigheden zijn. Vooral oudere, ervaren docenten hebben daar moeite mee.'
Voor Carelsen en Kramers is de cursus een goede afspiegeling van hoe het straks in het studiehuis zal gaan. 'We hebben met de cursisten 'onderhandeld' over de preciese invulling van sommige onderdelen. De docenten die dachten op de cursus van alles aangereikt te krijgen hadden het goed mis. Ze moesten zelf actief aan de slag in het verwerven van kennis en vaardigheden. En wij waren absoluut niet de kennisorakels die traditionele cursusleiders geacht worden te zijn. Voor ons is dit ook nieuw. Bovendien horen wij van heel veel kanten hoe het met de invoering van het studiehuis op de diverse scholen gaat en haalt de lerarenopleiding van de UT expertise binnen op het gebied van Algemene Natuurwetenschappen, wat er in de toekomst misschien toe kan leiden dat we een aparte opleiding ANW aan kunnen bieden. Er is voor de UT dus een duidelijk strategisch belang deze cursus te geven.'
Afgelopen dinsdag namen 32 van de 37 cursisten hun diploma in ontvangst. Niet dat ze nu alles weten en kunnen. 'Startcompetentie', zo omschrijft Kramers het diploma. Hard werken was het wel, zowel voor de cursusleiders als -deelnemers. Het aantal uren dat er voor stond werd door iedereen rijkelijk overschreden. Carelsen: 'Rijk word je er niet van. Jawel, geestelijk misschien.'
Jan Willem van Poortvliet
foto
De cursusleiders Frans Carelsen en Henny Kramers