'Wetenschappelijk creationisme is geen wetenschap'

| Redactie

'Darwinisme is een wetenschap, en dat kun je van het wetenschappelijk creationisme niet zeggen.' Dat zegt dr. Willem B. Drees, die voor zijn allereerste collegecyclus in Twente, over de evolutietheorie, meteen een prijs mocht ontvangen. Drees werd onlangs bij WMW benoemd tot bijzonder hoogleraar natuur- en techniekfilosofie vanuit vrijzinnig-protestants perspectief. Hij houdt 14 september zijn inaugurele rede.

De deeltijdleerstoel (0,4) is vernoemd naar dr. Nicolette Bruining, een van de eerste gepromoveerde theologes in Nederland en mede-oprichter en voorzitter van de V.P.R.O. De stoel is door het Nicolette Bruining Fonds opgericht om de vrijzinnige traditie te profileren in de academische discussie over wetenschap en techniek. Drees zelf wil bijdragen aan 'bezinning op verantwoordelijkheid voor wetenschap en techniek' en de ontwikkeling van 'geloofwaardige visies op mens, cultuur en religie'.

Drees - telg uit een befaamd geslacht - lijkt geknipt voor de leerstoel. De thematiek heeft hij van huis uit meegekregen ('de Drezen zijn niet per definitie onkerkelijk'), vooral van zijn moeder, die van vrijzinnig Lutherse afkomst was. Drees studeerde theoretische natuurkunde en theologie, promoveerde in theologie en wijsbegeerte, en publiceerde 'Beyond the Big Bang: Quantum Cosmologies and God', 'God, Heelal, mens en God: vragen en gedachten' en (binnenkort) 'Religion, Science and Naturalism'. Drees werkt sinds 1989 bij het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit.

De nieuwe hoogleraar wil meteen de indruk vermijden dat hij worstelt met de verhouding tussen geloof en wetenschap. Dat zijn in eerste instantie 'gescheiden domeinen'. Voor Drees is God een 'hypothese', een mogelijke verklaring voor ontstaan van het heelal, en bovenal een symbool van al wat goed is in de mens. Godsbeelden zijn menselijke projecties. Geloof is geen absolute waarheid meer, maar blijft een waardevolle inspiratie.

Drees' eerste collegecyclus behandelde dit semester de receptie van de evolutietheorie en haar echte dan wel vermeende implicaties voor politiek, moraal en religie. Voor de opzet kreeg Drees een prijs van tienduizend dollar vanwege het Templeton Science-Religion-Course Program, ingesteld door een met beleggingsfondsen rijk geworden Amerikaanse mecenas. De belangstelling voor het college viel wat tegen (drie studenten), maar het college stond ook nog niet in studiegids. Komend jaar wordt het herhaald. Daarnaast gaat Drees colleges wijden aan ethiek en filosofie: de 'verantwoordelijkheid voor de schepping' en 'vrijheid en determinatie'.

Darwins evolutietheorie (het in miljarden jaren evolueren van steeds gecompliceerder levensvormen via een proces van mutatie en natuurlijke selectie) is in sommige kringen nog steeds omstreden, mede als gevolg van het feit dat, zoals Richard Dawkins zei, iedereen denkt dat hij de theorie begrijpt. De laatste decennia roert zich vooral in de VS het 'wetenschappelijk creationisme', dat zich baseert op het christelijk scheppingsverhaal maar zich tevens presenteert als een wetenschappelijke theorie.

Creationisten zien het ontstaan van het leven en het complexe design in de natuur als bewijs van de werkzaamheid van een goddelijk scheppingsplan (de beroemde 'horlogemaker' van Paley). Voor hen is het onvoorstelbaar dat hier een blind proces aan het werk zou zijn geweest. Nee, kosmos en leven zijn recent geschapen ('oktober 4004 v. Chr., staat in de marge van de 17de eeuwse St. James-bijbel vermeld'), evolutie komt alleen marginaal voor bìnnen geschapen soorten, aap en mens hebben gescheiden voorouders.

Scheppingsgeloof is van alle tijden, zegt Drees, maar de strategie om zich als een alternatieve wetenschap te presenteren ontstond pas in de jaren zestig. Aanleiding was de strijd om het openbaar onderwijs. Omdat particulier onderwijs zo duur is in de VS, probeerden fundamentalistiche christenen het openbaar onderwijs naar hun zin in te richten. Hun grief: de scholen zouden de evolutietheorie, voor hen synoniem met perfide kwalenals atheïsme, humanisme, communisme en abortus, eenzijdig bevorderen.

Een belangrijk succes van de christelijk-fundamentalistische lobby was de omstreden wet waarmee de staat Arkansas in 1981 een 'balanced treatment' verordonneerde van zowel evolutietheorie als scheppingsleer in de biologielessen in het openbaar onderwijs. Een jaar later bepaalde de rechter overigens dat creationisme een zaak van religie was en derhalve niet thuishoorde aan openbare scholen, en dat de wet dus ongrondwettig was.

Drees beschouwt de neo-darwiniaanse evolutietheorie als een 'zeer succesvol stuk wetenschap'. 'Niet voorspellend zoals veel natuurkunde, maar wel als een verklaringsschema. Hoewel de evolutietheorie bepaalde evolutionaire tussenvormen heeft voorspeld voordat die ook gevonden zijn, zoals onlangs een fossiele walvis met pootjes, en sprak de theorie al over afstammingslijnen lang voor er moleculair onderzoek naar DNA werd gedaan.'

Voor Drees heeft er nooit een 'innerlijk conflict' bestaan tussen evolutietheorie en geloofsovertuiging. Binnen het biologische domein klopt de theorie, zegt hij. 'Zaken als evolutie, overerving, en mutaties lijken mij altans op vele manieren bevestigd te zijn.' Dat neemt niet weg dat er puzzels blijven, zoals de vraag hoe genetische en omgevingsfactoren precies op elkaar inwerken, de verhouding tussen aanpassing en toeval, de vraag of evolutie een opgaande lijn is of dat zij schoksgewijs verloopt.

Van het 'wetenschappelijk creationisme' moet Drees derhalve niets hebben. 'Men presenteert zich als wetenschap, maar doet uiteindelijk een beroep op wonderen. Het is geen alternatief voor de evolutietheorie, maar slechts een verwrongen spiegelbeeld.' De claims van de creationisten zijn niet overtuigend. De aarde is toch echt 4,5 miljard jaar oud, en de mens heeft echt vrijwel al zijn genen gemeen met zijn naaste verwanten, zoals chimpansees. 'Het zijn kwesties waarover in de wetenschap geen controverse meer bestaat, behalve met dit kleine groepje dat een eigen agenda hanteert.'

Drees stoort zich aan de dubieuze discussiemethoden van de creationisten. Reeds lang weerlegde argumenten worden voortdurend herhaald en citaten uit hun verband gerukt. Abusing science, is het ooit genoemd. 'Hun drijfveer is natuurlijk geen wetenschappelijke belangstelling, maar het feit dat de evolutietheorie een bedreiging vormt voor hun geloofsovertuiging. Wetenschap is slechts het strijdperk. Ze hebben geen kennis nodig, ze begrijpen de wereld al en dat willen ze graag verkondigen waar het nodig is.'

In Nederland vormt de EO-achterban, een half miljoen huishoudens, een creationistisch potentieel. Ook sommige UT-studenten hebben belangstelling, heeft Drees gemerkt. Hij merkt daarbij op dat er in de VS veel meer ingenieurs dan natuurwetenschappers te vinden zijn onder de aanhangers van het creationisme. Hoezo? 'Een loopbaan in de natuurwetenschappen is lastig voor een creationist. Ze voelen zich eerder thuis in het ingenieursvak. Misschien omdat ze denken: de natuur zit zo knap in elkaar, dat moet gewoon wel ontworpen zijn. In die zin sluit het creationisme meer aan bij een technische dan een biologische of geologische achtergrond.'

Overigens is het huidige wetenschappelijk creationisme niet de enige orthodox-christelijke reactie op de onaangename waarheden van de evolutietheorie. Eerder waren er minder polariserende strategieën. 'Ten aanzien van de ouderdom van de aarde werd bijvoorbeeld gezegd dat je zes scheppingsdagen in Genesis moest lezen als zes tijdvakken, want er staat geschreven: een dag is als duizend jaar. Anderen stelden dat er blijkens Genesis een gat ligt tussen het allereerste begin en de zes scheppingsdagen.'

Sommige orthodox-christelijke wetenschappers proberen tussen evolutietheorie en scheppingsgeloof een dialoog op gang te brengen, met als doel een uiteindelijke integratie van beiden. Is zo'n verzoening denkbaar? Drees gelooft van niet. 'Bij het passend maken van evolutietheorie en scheppingserhaal komt toch een heel geforceerde Bijbellezing kijken, waarbij Genesis wordt behandeld als een wetenschappelijke verhandeling. Datzelfde gebeurt wanneer men Genesis uitlegt vanuit de Big Bang-theorie (God zeieerst: er zij licht, en schiep daarna pas zon, maan en sterren).'

Tegenover deze integratiepogingen bepleit Drees strikt onderscheid tussen het 'wetenschappelijk traject' (beschrijven en verklaren van de feiten) en het 'religieuze spel' (interpretaties die wel existentieel en cultureel relevant zijn, maar die niet per se een parallelle beschrijving of verklaring zijn). 'Het zijn twee zeer verschillende menselijke bezigheden.' Al wil hij ook weer niet pleiten voor een 'totale boedelscheiding'.

Dat strikte onderscheid geldt ook ten aanzien van vragen naar de ultieme oorsprong. 'Het onderzoek naar het ontstaan van het heelal is een doorverwijzingsproces: van de biologie naar de scheikunde, naar de natuurkunde, naar de kosmologie. Vervolgens bereik je een grens waar de natuurwetenschappelijke verklaringen ophouden en de speculatie begint. Dat is een blijvende bron van mysterie en verwondering. Dat is een spiritualiteit die mij aanspreekt: we kunnen heel veel verklaren, maar daarmee is het kader nog niet vanzelfsprekend. We moeten alleen wel die grens erkennen.'

Geldt dat ook ten aanzien van de vraag naar het ontstaan van het leven? Dat is een iets andere vraag, meent Drees. 'Er is wel een fundamentele filosofische overgang van de natuurkundige en scheikundige (causale) naar de biologische (functionalistische) verklaring. Maar dat betekent nog niet dat er zo'n filosofische grens is in de materiële ontwikkeling zelf.'

De weerstand tegen de evolutietheorie komt ten dele voort uit angst voor de al dan niet vermeende implicaties voor politiek, moraal en religie. Drees bespreekt in zijn college de controverse over het boek 'The Bell Curve' van Murray en Herrnstein (1994). Zij stelden empirisch vast dat er een (klein) erfelijk verschil in IQ bestaat tussen zwarten en witten, ook als gecompenseerd wordt voor sociaal-economische omstandigheden en een culturele bias in de tests. Het betoog mondde onder meer uit in de conclusie dat aangezien intelligentie 'aangeboren' is, overheidsbeleid in deze zinloos is.

'Politiek incorrect' onderzoek dus. Maar met het onderzoek op zich heeft Drees geen moeite. 'Ik vind niet dat je gevoelig onderzoek moet laten, je moet alles kunnen onderzoeken. En voorzover empirisch materiaal deugt, moet je daar nooit de ogen voor sluiten, zelfs niet als sprake is van genetische componenten die samenhangen met ras', aldus Drees. 'Tegen onwelkome redeneringen kun je verschillende strategieën voeren. Je kunt de feiten ontkennen, maar dat lijkt me ongezond. Of je kunt ze erkennen, analyseren hoe het in elkaar zit en kijken wat er aan te doen is. Neem mij: ik ben bijziend, een erfelijke kwaal, maar wel te verhelpen - ik draag een bril.'

Hij maakt vooral bezwaar tegen de conclusie van Murrau en Herrnstein: verschil in intelligentie is een fact of life, een genetisch noodlot waaraan je niets moet doen. 'Dat is een normatieve conclusie op basis van een empirisch verhaal.' Drees verwerpt zo'n 'directe kortsluiting' van feiten en waarden: de morele component is een onafhankelijke variabele. Waar de Amerikaanse auteurs berusten in de darwinistische jungle zou in Nederland ongetwijfeld meteen tot extra beleid worden besloten.

Drees plaatst dan ook kritische kanttekeningen bij de sociobiologie, die de biologische basis van sociaal gedrag onderzoekt. 'Mensen zijn niet alleen evolutionair en genetisch bepaald, maar ook cultureel. Dat maakt de evolutie veel minder het blinde noodlot dat zij lijkt, dat doorbreekt het fatalisme, van: mannetjes zijn van nature agressief, het zit in hun genen. Het gaat erom wat we met onze genetische erfenis doen. In die zin kan de mens ook tegen de zelfzuchtige genen rebelleren (Dawkins).'

Een intrigerende vraag is hoe natuurlijke selectie in de loop van de menselijke evolutie zoiets merkwaardigs als onzelfzuchtig sociaal gedrag en culturele normen en waarden kon voortbrengen. Volgens Drees is de culturele evolutie een toevallig 'bijprodukt' van de natuurlijke evolutie. Een wisselwerking overigens: zo ging het ontstaan van de taal parallel met de ontwikkeling van de menselijke hersenen. 'Denken en spreken zijn echter in eerste instantie ontwikkeld voor specifieke doelen, zoals samenwerkingop de jacht. Vervolgens werden ze een instrument om de wereld en onszelf tegen het licht te houden. Er is als het ware meer geleverd dan besteld (noodzakelijk) was. Denk aan de hand, primair van nut bij het voedselzoeken, maar je kunt er ook mee pianospelen', aldus Drees.

De culturele evolutie is een 'hogere' voortzetting van de natuurlijke evolutie, vindt Drees. Maar waar de evolutie ongericht oplossingen vindt, kunnen mensen gericht zoeken. Zo biedt de techniek steeds meer mogelijkheden om van natuurlijke beperkingen los te komen. 'Het bevrijdend karakter van de techniek maakt de natuur steeds minder tot noodlot. Maar zij blijft een rol spelen. De natuur is geen lanceerplatform dat we achter ons kunnen laten, zij blijft toch het kader waar we het mee moeten doen.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.