Tevreden tot nu toe?
'Over het algemeen ben ik positief. Er komen via de website weinig klachten bij mij binnen. Ook de eerste onderzoeksresultaten stemmen tot tevredenheid. Er komt trouwens binnenkort een grondige evaluatie van het major-minorconcept.'
Er zijn inmiddels maar liefst 37 minors. Loopt het aantal niet uit de hand?
'Nee, de 37 die we nu hebben bestaan uit 14 opleidingsminors en 23 themaminors. Samen levert dit een mooi palet op waar studenten uit kunnen kiezen. We gaan zelfs groeien naar zo'n veertig minors: er komt bijvoorbeeld een minor in samenwerking met het Conservatorium (zie artikel pagina 7) en waarschijnlijk ook eentje met het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder.
Met zo veel keus krijgen minder populaire minors erg weinig studenten: sommige hebben er maar vijf. Zonde van het geld en de moeite, toch?
'Normaal moeten er 700 minorstudenten zijn, maar in dit eerste jaar van de UT-brede minorinvoering zijn er maar 450. Veel technische studenten stellen hun minor nog een jaartje uit. Zij vallen nog onder het oude stelsel, waarbij de minor in het vierde studiejaar gepland staat. Veel vierdejaars willen eerst hun studieachterstand wegwerken voordat ze aan hun minor beginnen. Volgend jaar zit de minor in het derde jaar, vanwege het nieuwe bachelor-master systeem, en dan doen twee keer zoveel technische studenten hun minor. In totaal komen we dan op zo'n 1000 minor-studenten.'
Er zijn nu 37 minors: met een aantal van 700 minor-studenten betekent dat gemiddeld 19 studenten per minor. Is dat voldoende?
'Dat moeten de aanbieders van een minor in principe zelf bepalen. Er zijn natuurlijk populaire minors, die veel meer dan 19 studenten trekken. Door de werking van het marktmechanisme zullen de minder gewilde minors vanzelf weer verdwijnen. Dat gebeurt nu al: volgend jaar gaan de opleidingsminors BIT, INF en TEL samen in één ICT-minor, met daarbinnen diverse keuzemogelijkheden.'
Hoe gaat dat dan in zijn werk?
'Elke minor heeft een bepaald opstart-budget gekregen, afhankelijk van de omvang van het nieuw te ontwikkelen onderwijs. Nu we in de uitvoeringsfase zijn krijgt een minor per toegekend studiepunt een bepaald bedrag. Dat betekent dat minoren zelf kunnen bepalen waar financieel gezien hun break even point ligt. Dat is met name afhankelijk van de hoeveel tijd en geld die het aanbieden van de minor kost.'
Leidt dat niet tot 'goedkoop' onderwijs?
'Nee, er worden zeer hoge kwaliteitseisen gesteld aan het minoronderwijs. Om dat te bewaken is een speciale commissie ingesteld, de Validatie- en Accreditatiecommissie. Deze commissie bepaalt vooraf of een minor aan de gestelde eisen voldoet, of het zeg maar 'minor-waardig' is. Als dat zo is, wordt een minor gevalideerd. Achteraf onderzoekt de commissie de kwaliteit van het aangeboden onderwijs. Dit heet 'accrediteren'. De mening van de studenten is hierbij van groot belang. Uiteindelijk brengt de commissie adviezen uit aan de minor om de kwaliteit te verbeteren. Ook stelt zij aan de Centrale Commissie Onderwijs, zeg maar de club van onderwijsdirecteuren, voor om de minor voor het volgende jaar te accrediteren of niet.'
Zijn er al minors beoordeeld?
'Ja, vijf inmiddels. Dit zijn dus de eerste serieuze kwaliteitsmetingen van de minors. Drie minors krijgen een ruime voldoende, één minor is twijfelachtig, en de vijfde minor heeft een negatief accreditatie-advies gekregen.' (zie ook artikel pagina 7)
Betekent dit gezichtsverlies voor het minoronderwijs?
'Natuurlijk niet, een negatief advies is geen poging om een minor om zeep te helpen, maar wel een signaal dat een minor niet aan de hoge kwaliteitseisen voldoet. Vandaar ook dat er bij ieder rapport uitgebreide aanbevelingen tot verbetering staan. De minors die kritiek hebben gekregen nemen die aanbevelingen tot nu toezonder uitzondering zeer ter harte.
'De accreditatieprocedure is bewust stevig aangezet als voorbereiding binnen de UT op de landelijke accreditaties van hele opleidingen, die er binnenkort aan zitten te komen.'
Toch hoor je studenten nog wel eens klagen over roosterproblemen en zo.
'In de accreditatierapporten wordt er wel over gesproken, maar die roosterprobleempjes zijn over het algemeen van geringe grootte. Weinig collegeruimte plus veel vakken betekent automatisch dat er ergens roosterproblemen zijn. Ik heb zelfs een wiskundig bewijs opgesteld, waaruit blijkt dat het onmogelijk is om een probleemloos major-minorrooster te maken.'