30 maart 1950 - 30 oktober 2006
Bij zijn komst naar de UT (1989) maakte Kees nog een stukje van de `bloei' van het SPe mee. De culturele veranderingen waren toen al merkbaar. Religie speelt zich niet meer in en rond iets kerkelijks af en dat vraagt nieuwe werkvormen. Terwijl hij daarmee experimenteerde is zijn leven door een fatale ziekte in enkele dagen afgebroken. Een ramp voor zijn familie en ook voor het SPe. Onlangs gaf hij in magazine-vorm een indruk van de wijze waarop hij zijn taak als studentenpastor invulde. Werken in een netwerk-SPe. Dat wil zeggen: veel samenwerken met wat er al is aan studentenorganisaties en sleutelfiguren aan de UT. Inhoudelijk zat daar veel ethiek in, maar ook bezinning. Dat waren de twee polen van waaruit hij leefde. Ora et labora. Ik noem als voorbeeld twee soorten reizen met studenten en anderen. De abdijweekeinden met hun stilte en eeuwenoude liturgie én de reizen naar het geteisterde en onderdrukte volk van Palestina dat een beroep doet op onze verantwoordelijkheid. Bitter is het, dat hij jongstleden maandag daarom niet met een groep kon afreizen naar Bethlehem en de leiding aan een ander moest overlaten.
Toen hij, een paar jaar terug, 25 jaar predikant was, fietste hij als pelgrim naar Santiago. Zijn artikel over wat er met zijn `innerlijk behang' (Hans Lodeizen) gebeurde, is niet alleen ontroerend, maar laat ook iets van zijn persoon zien, dat hij niet gemakkelijk toonde. Hij vergelijkt wat hij onderweg ervoer met de bijbelse verhalen over mensenlevens, die een pelgrimage zijn naar een land van verlangen. Over die pelgrims schrijft hij: `Wat opvalt is, dat het zo aards toegaat. De pelgrims verheffen zich niet in een denkbeeldige hemel of gedroomd hiernamaals waar alles in uitkomt of voltooid wordt. Nee, het is altijd onaf en fragmentarisch en ook vreemd; het is helemaal een leven op aarde - zo was het en zo zal het blijven.'
Wat niet zo zichtbaar was, waren de vele gesprekken met studenten onder vier ogen op zijn kamer of aan de bar van een drinklokaal. Dan was hij een tijdje hun medepelgrim.
De reikwijdte van zijn werk lijkt misschien niet zo groot en luidruchtig, maar zijn aandacht voor de diepere dimensie van een mensenleven dan carrière, markt en ondernemen is niet meetbaar in marketingcijfers.
Op zijn kamer hangt ook het portret van Schopenhauer met het citaat: `Het allerergste komt nog'. Hij wilde graag bijdragen aan een bewustwording op deze ondernemende universiteit, waardoor mensen met veel invloed na hun studie een steentje zouden gaan bijdragen om dat allerergste te voorkomen.
Kees stak niet onder stoelen of banken dat hij zijn vrouw en kinderen bewonderde. Daarom vertrouwen we dat ze ondanks het gemis en verdriet hun levensweg in zijn geest zullen voortzetten.
Jan de Jongh (emeritus studentenpastor UT),
mede namens José Timp (secretaresse SPe-studentenplein)