Afgaand op de ervaringen van studenten, is het fenomeen meeliften wijdverbreid. Rob Draaijer, vijfdejaars BIT, kreeg al tijdens zijn eerste project op de UT te maken met een passieve groepsgenoot. `We hebben een aantal keer geklaagd, maar dat hielp niets. Uiteindelijk zijn we naar de docent gestapt en die heeft hem de groep uitgezet. Dat voelt dan wel als klikken, maar aan zo iemand heb je gewoon niets.' Rob is ervan overtuigd dat er studenten zijn die al liftend hun studie doorkomen. `Maar wat doe je eraan?'
Henk Roossink, onderwijskundige en toetsdeskundige bij de Onderwijskundige Dienstverlening van het ITBE, schreef onlangs een korte handleiding voor UT-docenten om meeliften tegen te gaan. Roossink: `Een medewerker van de faculteit BBT kwam met de vraag hoe ze liftgedrag kon voorkomen. Dat was een goede aanleiding om wat punten op papier te zetten.' Van meeliften is sprake, schrijft hij in de handleiding, als een student ten koste van groepsgenoten bewust geen enkele of slechts een minimale bijdrage levert aan opdrachten die door een groep uitgevoerd moeten worden, terwijl hij wel profiteert van een positieve beoordeling van het groepsproduct of van de groepsevaluatie. Het probleem met meeliften is, zegt Roossink, dat de negatieve consequenties voor collega-studenten te overzien zijn. `Een student die niets doet krijgt een beter cijfer dan waar hij recht op heeft. Natuurlijk ergeren collega-studenten zich daaraan, maar omdat ze er zelf verder weinig last van hebben, laten ze het er vaak bij zitten.'
Niet alleen het feit dat lifters beloond worden voor de inspanning van anderen zet kwaad bloed, ze vergiftigen ook de sfeer binnen een groep, vindt Sjoerd den Daas, vijfdejaars WB. `Het begint met wat geroddel, totdat de frustratie oploopt en je iemand aanspreekt op zijn gedrag. Voor het maken van goede afspraken is het dan vaak al te laat.' TCW-docente Lisette van Gemert meent dat een vervelende sfeer binnen een groep inderdaad vaak op liftgedrag is terug te voeren. `Maar voor docenten is het heel moeilijk om te bewijzen wat er aan de hand is.'
Tijdens de bachelorfase loop je volgens Den Daas de meeste op andermans werk parasiterende studenten tegen het lijf. `Er heerst dan toch nog meer het schoolgevoel, dat het je allemaal niet zo interesseert en dat een zes wel genoeg is. In de masterfase ligt dat anders: iedereen is wat serieuzer en wil echt iets opsteken. Het lukt dan ook niet meer om mee te liften, want je krijgt een persoonlijk mondeling over het groepswerk. En dat is dusdanig moeilijk dat je gegarandeerd door de mand valt als je niets hebt gedaan tijdens het project.'
Hij is zelf ook niet brandschoon, geeft hij toe. `Ik heb wel eens meegelift, ik denk dat dat vrij normaal is. Als je het druk hebt met andere dingen, laat je je groepswerk liggen in de hoop dat anderen het overnemen. Ik had destijds wel het geluk dat er iemand was die écht niets deed, waardoor hij en niet ik alle kritiek over zich heen kreeg.'
Om meeliften tegen te gaan, pleit onderwijskundige Roossink in de eerste plaats voor meer assertiviteit bij studenten. `Studenten zouden elkaar aan moeten spreken op hun verantwoordelijkheid. Als je ze dat kunt leren, hebben ze daar een leven lang profijt van, want ook later zullen ze te maken krijgen met dit gedrag.'
Ook docenten hebben een grote verantwoordelijkheid, meent hij. Zij moeten in de eerste plaats duidelijke en goed geformuleerde opdrachten geven. `Zorg daarbij dat de individuele prestaties van studenten zichtbaar zijn, bijvoorbeeld door het laten bijhouden van logboeken of projectverslagen.' Hij wijst erop dat het risico op parasitair gedrag in grote groepen groter is dan in kleine groepen. Docente Lisette van Gemert: `Het komt uiteindelijk altijd naar voren dat een student niets heeft gedaan. Bij het vak corporate communication moeten studenten in groepsverband hun opdrachten verdedigen. Wanneer er dan een student is die niets zegt en geen enkele vraag kan beantwoorden, begin je als docent wel wat te vermoeden natuurlijk. Maar als studenten niet naar je toe komen, kun je niets doen.'
Pascal van Eck begeleidt als docent van de leerstoel Informatiesystemen regelmatig studenten bij grote projecten. `Je hebt altijd studenten die in een groep duidelijk veel te weinig uitvoeren. Die moet je aanpakken, bijvoorbeeld door de beoordeling niet alleen van het groepswerk te laten afhangen, maar ook van een klein tentamen. Maar zeker bij grote projecten is het niet realistisch om zo'n tentamen echt zwaar mee te laten wegen.' De oplossing ligt volgens hem bij de studenten zelf. `Zij moeten het simpelweg niet accepteren dat een andere student met een significant kleinere bijdrage hetzelfde cijfer haalt, hoe aardig die persoon ook is.' Daarnaast moet de docent openstaan voor signalen van ontevreden studenten. Een standaardprocedure voor het oplossen van liftgedrag is er volgens Van Eck niet. `Je hebt met volwassen mensen te maken. Je zult eerst met de studenten in gesprek moeten en vervolgens proberen er samen uit te komen.' Ruben Heerink, vijfdejaars BIT, is het daarmee eens. `Voor docenten is het erg lastig om liftgedrag te voorkomen. Als je het echt goed wilt controleren, ben ik bang dat het onderwijs veel te schools wordt.' Rob Draaijer (BIT) vult aan: `Fraude wordt op de UT veel fanatieker aangepakt dan liftgedrag.' Volgens hem moeten onderwijscoördinatoren zorgen voor een goed curriculum waarin groepswerk en individueel werk worden afgewisseld. `En verder moet je zelf slim zijn en goede groepsgenoten selecteren', adviseert Draaijer.
Zowel onderwijskundige Roossink als de docenten Van Eck en Van Gemert zien het zelfreinigend vermogen binnen werkgroepen als de beste remedie tegen meeliften. Maar voordat studenten naar de docent stappen, moet er veel gebeuren, zegt tweedejaars TCW Tim Horstink. `Je bent allemaal volwassen, dus dan is het wel kinderachtig om naar een docent te stappen. Bovendien, in het echte leven kun je ook niet iedere keer aan komen zetten met een pruillipje als een ander niet doet wat hij heeft beloofd.' Sommige studenten hebben daar minder moeite mee. Wouter Spoorendonk, vierdejaars biomedische technologie, meldt het zeker bij de verantwoordelijke docent, zij het niet van harte. `Je voelt je toch een soort verklikker, maar ik vind dat iedereen ongeveer evenveel energie in een project moet steken.' Elwin Rumplmair (TCW, vierdejaars) maakt er ook melding van, maar pas als ultimum remedium. `Iemand moet wel een kans krijgen. Misschien heeft hij het niet door of is er een goede reden voor. Ik sta open voor een verklaring, maar als die er niet is, dan is de oplossing heel simpel.' Vijfdejaars EL Tijmen de Mes gaat nog verder. `Je hebt niks aan die mensen. Ik snap ze ook niet, je studeert toch om je voor te bereiden op de toekomst?' Van hem mogen de nietsnutten veel harder aangepakt worden. `Wat mij betreft houdt de universiteit hun liftpogingen bij en wordt iemand na de vijfde keer van de studie verwijderd.'
Aan dit artikel werkten mee: Joost Blijham, Frans van der Veeken, Miriam de Graaff en Saskia van den Boom.
(Illustratie: Bas van der Schot)