Een paar keer per jaar verschijnen er internationale ranglijsten van universiteiten, waarin grote namen als Harvard en Oxford de boventoon voeren. Maar voor een gewone studiekiezer of beleidsmaker zijn die ranglijsten niet zo nuttig. Die willen niet altijd weten waar het beste onderzoek wordt verricht, maar bijvoorbeeld waar de studenten het meest tevreden zijn over hun opleiding of welke instellingen goed samenwerken met het lokale bedrijfsleven.
Daarom werken het Twentse onderzoeksbureau CHEPS en het Duitse CHE aan een verfijnde, ‘multidimensionale’ ranking, die geen duidelijke winnaar zal kennen. Gebruikers moeten zelf kiezen wat ze belangrijk vinden en dan pas, binnen die criteria, rolt er een ranglijst uit. Ze kunnen de reputatie op onderzoeksgebied meewegen, maar ookde kwaliteit van het onderwijs, de internationale oriëntatie, de samenwerking met het bedrijfsleven en de regionale betrokkenheid. U-multirank heet het project.
In januari 2014 moet de eerste versie klaar zijn. “We hopen dat er zo’n vijfhonderd universiteiten en hogescholen aan meedoen, waarvan pakweg tachtig à honderd van buiten Europa”, zegt de Duitse hoogleraar Frank Ziegele van CHE, het Centrum für Hochschulentwicklung.
In deze ranking staan dus niet alleen universiteiten, maar ook hogescholen?
“Dat is inderdaad het idee. We stellen de gebruiker eerst een paar vragen om de appels van de peren te scheiden en dan maken we een ranglijst binnen de groep appels of peren die de gebruiker graag wil verkennen.”
Na een eerste haalbaarheidsstudie waren de onderzoeksuniversiteiten van Europa weinig enthousiast. Ze dreigden zich terug te trekken. Hoe is dat nu?
“Ze zijn nog steeds sceptisch. Dat is begrijpelijk. Bij gewone ranglijsten zijn ze in het voordeel, want die draaien voornamelijk om onderzoeksprestaties. In die lijsten komen geen hogescholen voor. U-multirank zal ook uitkomsten geven waarin onderzoeksuniversiteiten een minder grote rol spelen. Maar we luisteren graag naar hun zorgen en kritiek. We vragen ze om advies hopen dat ze samen met ons de ranking willen verbeteren.”
Ze vrezen bijvoorbeeld dat de gebruikte gegevens eenvoudig te manipuleren zijn.
“Voor deze ranking hebben we veel gegevens van de hogescholen en universiteiten zelf nodig en inderdaad zouden ze die kunnen manipuleren. Daarvoor doen we analyses: we kijken naar sterke afwijkingen ten opzichte van eerdere jaren of vragen uitleg over opvallende uitkomsten. Maar je zult nooit kunnen voorkomen dat er ergens een foutje in de data zit. En uiteindelijk komen vrijwel alle cijfers – ook officiële data van statistiekbureaus – van de onderwijsinstellingen zelf, of het nu om het aantal eerstejaars gaat of om de inkomsten uit samenwerking met het bedrijfsleven.”
In 2011 deden jullie een haalbaarheidsstudie. Waarom duurde het zolang voordat jullie verder konden?
“Dat heeft te maken met Europese besluitvorming, die nogal complex is. De Europese Commissie moest bijvoorbeeld een strategie voor de komende jaren op papier zetten. Verder kwam er een Europese aanbesteding waar we op in moesten schrijven.”
Was het niet op voorhand duidelijk dat jullie de makers zouden worden?
“We dachten wel dat we een sterke positie hadden, ja. Maar we moesten toch alles op papier zetten en voldoen aan de eisen die de Europese Commissie stelde. Dat kost allemaal tijd.”
Hoe gaat jullie universiteiten en hogescholen overhalen tot deelname?
“Ze kunnen zich aanmelden en we zullen hen ook zelf benaderen. Dat is het kwetsbare punt van deze ranking. Als onderwijsinstellingen er niet aan willen meedoen, dan komen we niet ver. We zullen ze uitleggen wat de voordelen zijn. We hopen dat de ranking steeds meer instellingen van over de hele wereld zal omvatten.”
HOP, Bas Belleman