Eerder deze week adviseerde de faculteitsraad van GW ‘nog niet positief’ over een fusie van MB en GW. De faculteitsraad van MB was positief over het reorganisatieplan, ofwel: de formele, bestuurlijke kant van een fusie. Over het strategisch plan was deze raad, net als die van GW, negatief. Beide medezeggenschapsorganen vinden dat meer onderbouwing nodig is voor de speerpunten waarop de nieuwe faculteit zich gaat richten.
‘Op basis van beide adviezen brengen wij een splitsing aan tussen besluitvorming over de bestuurlijke fusie (reorganisatieplan) en besluitvorming over een verder uitgewerkt visiedocument’, schrijft Van Oudenhoven in een reactie op de adviezen van de faculteitsraden. In een mondelinge toelichting zegt de decaan dat de verschillen tussen de adviezen van MB en GW niet zo groot zijn. ‘Ook de raad van GW zegt: wij zien de meerwaarde van een efficiëntere en besluitvaardigere faculteit.’
Van Oudenhoven denkt met haar brief de zorgen van de faculteitsraad GW weg te nemen over het reorganisatieplan. Ze geeft in het schrijven aan hoe in haar ogen de verhouding wordt tussen decaan en wetenschappelijk directeuren in de nieuwe faculteit, namelijk niet anders dan hoe die nu ook ligt. Ze legt verder uit dat roulerend vakgroepsvoorzitterschap betekent dat elke drie jaar opnieuw wordt gekeken welke leerstoelhouder voorzitter van de vakgroep wordt. Ook neemt ze de suggestie van beide faculteitsraden over om na de fusie als één medezeggenschapsorgaan door te gaan totdat er nieuwe verkiezingen zijn.
Met het splitsen van de besluitvorming hoopt Van Oudenhoven dat de bestuurlijke fusie snel gerealiseerd kan worden. In februari stemt de universiteitsraad hierover. ‘Dit moet niet te lang naar achteren worden geschoven. We hebben niet voor niets twee fasen aangebracht. Als we de bestuurlijke samenvoeging nu niet doen, dan komt een fusie pas in 2016 in de boeken. Ik hoop dat de medezeggenschap de urgentie ziet die wij voelen.’
‘Omgevingsstudie heeft weinig meerwaarde’
In de tweede fase wil Van Oudenhoven een vernieuwd visiedocument voorleggen aan de medezeggenschap. ‘Ik respecteer de constatering dat deze visie verdere uitwerking behoeft. Het is abstract, maar de vraag is op welk punt het rijp genoeg is voor besluitvorming. Ik had gehoopt dat dat op dit niveau al zo zou zijn, maar ik heb er begrip voor dat het aangescherpt moet worden’, aldus de decaan. Ze wil in het vroege voorjaar deze visie uitwerken zodat in mei een besluit kan worden genomen.
De decaan ziet weinig meerwaarde in een omgevingsstudie naar hoe de buitenwereld aankijkt tegen het gamma-profiel van de nieuwe faculteit. De faculteitsraad van GW drong hier op aan. ‘De vraag is of zo’n studie valide informatie oplevert. We zullen studenten en externe partijen betrekken bij de tweede fase, maar een omgevingsanalyse zal nooit alle onzekerheden kunnen wegwerken. Het is mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid actie te ondernemen op basis van inschattingen van kansen en bedreigingen. De faculteitsraad van GW kan wel alles dicht willen timmeren, maar de wereld verandert wel door en er komen bedreigingen (minder onderzoeksfinanciering, meer concurrentie tussen universiteiten, red.) op ons af. Als je doorgaat tot je geen onzekerheden meer hebt, ben je te laat.’