‘Ik wil niet de indruk wekken dat we het op de UT niet goed hadden’, zegt Van Blitterswijk. ‘Want dat hadden we het ruim tien jaar wel. Onze groep heeft hier uitstekend kunnen presteren dankzij uitstekende infrastructuur. Alleen, in groei werden wij beperkt terwijl ik stafleden zag uitgroeien tot full professors. In Maastricht wil men investeren in regeneratieve geneeskunde. Daarbij speelt ook de aanwezigheid van een academisch ziekenhuis een rol. Die had ik in Twente niet.’
Close groep
De beslissing van zijn ‘transfer’ maakte Van Blitterswijk al in september bekend tegenover zijn staf. Het nieuws lekte toen snel uit, maar details over zijn vertrek lieten vervolgens lang op zich wachten. Lange tijd was het ook onduidelijk hoeveel mensen van zijn wetenschappelijke staf zouden mee verhuizen. Nu is net bekend dat dit om de hele groep gaat. ‘Onze groep is een close groep. We vormen een eenheid. Dat je dan soms moet verkassen, is part of the job. Bovendien moet je als wetenschapper overal ter wereld je werk kunnen doen. Maar dat betekent niet dat mijn beslissing een gemakkelijke was. Mijn ondersteunende staf, een secretaresse en twee technici, kunnen niet mee. Ik heb er vertrouwen in dat de UT netjes met de afwikkeling omgaat. Maar ik voel natuurlijk wel verantwoordelijkheid voor deze mensen.’
'Ik houd van iets opstarten'
Van Blitterswijk ziet zichzelf ook als een ‘bouwer’. ‘Ik houd van iets opstarten. Die kans krijg ik in Maastricht. In Twente kwam ik ooit in een dynamische omgeving, de periode van rector en collegevoorzitter Frans van Vught, terecht. Het financiële verdeelmodel, waarbij vakgroepen hun eigen financiering binnenhalen, pakte voor ons erg succesvol uit. Nu is de UT meer een ‘normale universiteit’ aan het worden. Het verdeelmodel verandert weer. De dynamiek vind ik nu weer in Maastricht.’
Het is zijn inschatting dat in de komende jaren er meer transfers van onderzoeksgroepen zullen plaatsvinden. ‘De overheid wil dat universiteiten en instituten zich meer gaan onderscheiden en keuzes maken voor bepaalde excellentie-gebieden. Het gevolg zal een consolidatie van expertisegebieden zijn en dat gaat samen met een toenemende mobiliteit van onderzoeksgroepen. Naar mijn idee is daar niets mis mee. Het schept ook weer nieuwe kansen.’