Het kabinet besteedt straks vierhonderd miljoen euro minder aan wetenschap en innovatie: van 4,5 miljard euro in 2014 tot 4,1 miljard in 2018. Ook het belastingvoordeel voor research & development van bedrijven loopt terug: van 1,1 miljard naar iets minder dan één miljard.
In de loop der jaren kiest de overheid steeds meer voor belastingvoordelen in plaats van rechtstreekse investering in wetenschappelijk onderzoek. In 1999 vormden zulke ‘indirecte bedragen’ acht procent van het geheel, aldus het Rathenau. Nu is dat negentien procent en dat blijft de komende jaren zo.
In dit jaarlijkse rapport over de financiering van onderzoek kijkt het Rathenau Instituut voor het eerst ook naar de uitgaven aan innovatie. Van de 4,5 miljard is 760 miljoen euro voor innovatie.
Maar innovatie is niet alleen een kwestie van onderzoek doen. Voor marketing en andere afgeleide innovatie-uitgaven komt er nog eens 247 miljoen bovenop. De rapporteurs maken een voorbehoud: de diverse ministeries hebben onderling nog niet goed afgesproken hoe ze de innovatiecijfers registreren en wat precies onder innovatie valt.
\Vooral OCW en EZ besteden geld aan wetenschap en innovatie, maar ook de andere ministeries laten soms onderzoek doen. Het Rathenau telt de uitgaven mee als het om “systematisch verrichte, creatieve activiteiten” gaat, die wetenschappelijke kennis en de toepassingsmogelijkheden ervan vergroten. Allerlei haalbaarheidsonderzoeken, jaarlijkse metingen en kwaliteitscontroles tellen niet mee.
Het Rathenau Instituut maakt elk jaar een financieel overzicht. Het vraagt alle ministeries naar hun uitgaven en begrotingen. Voorheen heette dit overzicht ‘Totale Onderzoek Financiering’, maar nu het Rathenau ook naar de uitgaven aan innovatie kijkt, is de naam gewijzigd in ‘Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie’ (TWIN).