Hoe goed de stellingen in een stemhulp ook zijn, de rekenmethode achter de stemhulp beïnvloedt de uitkomst altijd. Rosema deed zijn onderzoek samen met Tom Louwerse van het Trinity College in Dublin. De onderzoekers kregen de beschikking over de antwoorden die 4,2 miljoen gebruikers gaven op de vragen van de StemWijzer in 2010 en de bijbehorende stemadviezen. Dezelfde vragen en antwoorden gebruikten ze vervolgens om ook via andere rekenmethodes stemadviezen te genereren. In een ruime meerderheid van de gevallen komt een andere partij als ‘meest passend’ uit de bus.
Afwijkend advies
Het bekende Kieskompas, bijvoorbeeld, maakt gebruik van een methode met twee dimensies: kiezers worden ingedeeld op een as van progressief naar conservatief en een as van links naar rechts. Pas je die methode toe op de vragen en antwoorden van de StemWijzer in 2010, dan komt ruim driekwart van de stemmers uit bij een andere partij.
Rosema doet al langer onderzoek naar de beïnvloeding van kiezers, onder meer door stemhulpen. ‘In Nederland zijn stemhulpen heel populair. Dat is een beetje toeval, maar komt ook door ons veelpartijenstelsel. En er zijn in de politiek simpelweg heel veel verschillende keuzes te maken.’
De UT’er adviseert stemhulpen wel te gebruiken, maar niet door klakkeloos het eerste advies over te nemen. ‘Staar je niet blind op het hoogste advies van één stemhulp, maar kijk naar de bovenste drie partijen en kijk naar de uitslagen van andere stemhulpen.’
Volgens Rosema’s onderzoek is een stemhulp betrouwbaarder naarmate er gekeken wordt naar meer dimensies. Een stemhulp die partijen en kiezers positioneert op één dimensie (bijvoorbeeld op basis van hoe links of rechts ze zijn), geeft een minder betrouwbaar advies dan het zogenaamde ‘spider-model’, waarbij partijen en kiezers op zeven dimensies worden vergeleken.