Midden jaren tachtig blies Tirole volgens het Nobel-comité nieuw leven in het economische onderzoek naar regulering van de markt. Als er een paar grote spelers op de markt zijn, hoe zorg je er dan voor dat ze de prijs niet opdrijven of nieuwkomers tegenhouden? Tirole toonde aan dat er geen universele oplossingen bestaan.
Stel dat de overheid maximumprijzen vaststelt om te zorgen dat bedrijven geen misbruik maken van hun monopolie. Bedrijven zullen dan goedkoper willen produceren, zodat ze meer winst maken. Maar als de maximumprijs te hoog is, boeken ze excessieve winst en dat is niet de bedoeling.
De overheid kan ook besluiten om kartelvorming te verbieden. Dat kan nuttig zijn, omdat bedrijven dan geen prijsafspraken maken. Maar dan zullen ze hun patenten ook niet meer delen en dat is soms nadelig voor de samenleving.
Het grote probleem van de overheid is gebrek aan informatie: hoe zit de markt precies in elkaar? Is het mogelijk om de kosten te drukken of de kwaliteit te verbeteren? Tirole had een goed idee om die kennisachterstand enigszins te ondervangen: als bedrijven de keus hebben uit verschillende soorten ‘contracten’, zullen ze het meest gunstige kiezen. Daaruit kan de overheid hun uitgangspositie afleiden.