Elk jaar gaan er in het hoger onderwijs en onderzoek veel medewerkers weg en komen er ook veel bij. Het gaat om één op de tien medewerkers in het hbo en bijna één op de zes in het wetenschappelijk onderwijs. Maar ze maken nauwelijks de overstap van het ene naar het andere type hoger onderwijs.
Dat valt wel te begrijpen, menen onderzoekers van kenniscentrum Zestor. Universitaire medewerkers hebben misschien te weinig praktijkervaring om in het hbo les te geven. Omgekeerd is de publicatiedruk binnen universiteiten een belemmering voor hogeschoolmedewerkers om over te stappen, zeker als ze niet gepromoveerd zijn.
Bovendien zijn vooral academici bang voor statusverlies. Hogescholen hebben onder promovendi geen goed imago als mogelijke werkgevers. Academici weten ook weinig van het hbo. Sinds tien jaar wordt er binnen lectoraten en kenniskringen onderzoek gedaan, en toch wordt dat onderzoek gezien als 'relatief nieuw', aldus het rapport.
Toch zijn er ook al tientallen samenwerkingsverbanden tussen hogescholen en universiteiten. Denk aan de academische pabo of aan samenwerking in de techniek en de gezondheidsopleidingen. Dus zo vreemd zou een overstap niet zijn.
Waarom slaagt de ene samenwerking wel en de andere niet? Dat blijft gissen, maar één ding lijkt wel duidelijk: er moet een inhoudelijke reden voor de samenwerking zijn. Er zijn ook wel eens pogingen gedaan om overtollige medewerkers via samenwerking aan een nieuwe baan te helpen, maar dat levert weinig op, menen de onderzoekers. Dan worden de verschillen tussen hbo en wo alleen maar als een probleem gezien.
Het wordt pas interessant als de medewerkers interesse krijgen in die verschillen. Als de twee typen onderwijs en onderzoek elkaar aanvullen, dan kunnen de samenwerkingsverbanden wel degelijk slagen.
Zo komen de rapporteurs tot een conclusie die eigenlijk voor het oprapen ligt: werk vanuit de inhoud. Als de medewerkers er geen interesse in hebben, is de samenwerking gedoemd te mislukken.